Categorieën
2005 Italië Zwitserland

De Alpen #2

Dit is het verslag van mijn fietsreis door Zuidoost-Zwitserland en Noord-Italië. Met de Gavia als letterlijk en de Splügenpas als figuurlijk hoogtepunt. Verder stelden de passen hier teleur. Hoe dan ook, ik kan acht cols toevoegen aan mijn bucket list. Ik leg in vijf dagen ongeveer 400 kilometer af en stijg daarbij 7.600 meter.

Dag 1: Thusis > Pontresina (67 km)

Het eerste stuk van Thusis naar Tiefencastel gaat vals plat omhoog over een brede, doorgaande weg. Hier is dus niet zoveel aan. Bij Filisur splitst het dal zich in tweeën. Ik sla rechtsaf en volg de rivier de Albula. De klim naar Bergún blijkt stevig aanpoten met een paar kilometer tegen de 10% gemiddeld. Daarna vlakt de stijging weer af en opent het dal zich. In de verte doemen mooie bergen op. Hierna volgt weer een flink steil stuk: drie kilometer meer dan 8,5% – deze pas is verraderlijk. De weg wringt zich nu door een nauwer stuk, en dan is eindelijk links in de verte de pas te zien. Ik heb nog wel zeven kilometer en 500 hoogtemeters te gaan.

Bovenop (2.312 m) bevinden zich de gebruikelijke gezinnen en motorrijders die uitrusten van hun enorme inspanning. Ik ga gelijk door. Het dal is aan deze kant van de pashoogte een stuk ruiger, je zou bijna denken naargeestig. Na een lang recht stuk stort de weg zich in een serie gemeen steile haarspeldbochten omlaag. Voor me ligt het brede dal van Oberengadin. Het laatste stuk naar Pontresina is onverwacht lastig vanwege de harde wind die vanaf de Berninapas waait. Ik ben blij als ik bij de camping aankom, die zo’n vier kilometer na Pontresina vlak bij de Morteratsch-gletscher ligt.

Dag 2: Pontresina > Bormio (71 km)

Op papier zou deze dag met maar liefst vier cols boven de 2.200 m hoogte een topdag moeten worden. In de praktijk valt dit tegen. De Berninapas zelf is een saaie klim over een vrij drukke doorgaande weg. Het bochtenwerk na de top (2.326 m) is op zich leuk, maar ik moet al snel linksaf richting Livigno, om precies te zijn over de Forcola di Livigno (2.315 m). Dit is niet gemakkelijk met enkele kilometers meer dan 9% gemiddeld, maar de pashoogte laat niet lang op zich wachten. Ik zie hier niet zoveel van de omgeving omdat het is gaan miezeren.

Mede vanwege het weer ligt het dal van Livigno er wat sneu bij. Dan maar naar de derde pas van vandaag, de Passo d’Eira (2.208 m). Die lijkt vooral aangelegd voor het skiverkeer, want de weg is niet zo steil en vrij breed. Boven gekomen bestel ik cola. Dan ga ik weer omlaag, en direct omhoog: 400 meter stijgen naar de Passo di Foscagno (2.291 m). De weg wordt nu drukker. Ik vermoed data door het slechte weer veel dagjesmensen uit verveling zijn gaan autorijden, en waarom dan niet een bezoekje aan het belastingparadijsje Livigno (met lage benzinetarieven).

Volgens de landkaart ligt er ten zuiden van Bormio een camping. Wanneer ik daar aankom, blijkt deze zo vreselijk dat ik besluit om te keren. Ik heb het eigenlijk wel gehad na een dag lang door de regen over brede wegen fietsen. Ik neem een goedkope hotelkamer en eet mijn avondeten op bed.

Dag 3: Bormio > Ponte di Legno (44 km)

5 Juni 1988 was een gedenkwaardige dag. Toen kwam de Giro d’Italia in Bormio aan, en de etappe voerde over de hoge Passo di Gavia. Tijdens die beklimming ging de regen over in sneeuw. Dat bracht veel fietsers flink in de problemen. Velen vielen uit en sommigen lieten zich heimelijk in busjes vervoeren om verderop weer op te stappen. Nieuwkomer Erik Breukink was het meest gehard en won de etappe. Helaas was voor hem een tweede plaats weggelegd in het eindklassement, achter Andrew Hampsten die dat jaar de Giro won.

Vandaag voert mijn weg ook over de Gavia. Helaas in de foute richting. De klassieke route gaat namelijk van zuid naar noord. En dat is te merken: de noordzijde is ronduit saai en op een paar stukjes na helemaal niet steil. Ik heb door de laaghangende bewolking niet het gedroomde uitzicht. Bovenop de pashoogte (2.621 m) is het koud. De smalle weg gaat hoog boven het dal langs diverse afgronden. Tijdens de afdaling worden de remmen flink op de proef gesteld. Het groene weidelandschap aan de zuidzijde is machtig mooi.

Beneden in Temù vind ik de camping snel. Dit is een van de aardigste bergcampings waar ik ooit ben geweest. De baas is een aardige bebaarde Italiaan. Er komen hier veel Nederlanders met hun zware, stormbestendige katoenen tenten. Een prima plek om de rest van de middag een beetje te lanterfanten.

Dag 4: Ponte di Legno > Domaso (130 km)

Vandaag de Mortirolo! Dit is de bergrug waar vanuit een stuk of vier richtingen steile wegen samen komen, en die vaak in de Giro wordt opgenomen. Ik beklim de Mortirolo vanuit Monno. De pas is elf kilometer lang en stijgt gemiddeld bijna 8%. Dat is wel te doen, al voel ik de laatste paar kilometer met bijna 10% stijging toch wel in de kuiten. Het is een mooi aangelegde weg in een verder niet zo bijzondere omgeving. Bovenaan gekomen (1.852 m) fiets ik een tijdje vals plat op een plateau. Op goed geluk pak ik een weg naar het zuiden. Die brengt me na vele ups & downs naar het vreselijke skioord Passo di Aprica (1.181 m).

Ik daal 850 hoogtemeters naar het hoofddal dat van het Lago di Como naar Bormio loopt. Mijn eindpunt ligt bij het beroemde meer. Maar voor daar arriveer moet ik nog wel 65 kilometer fietsen. En dat is niet erg leuk: deze weg is namelijk druk en er wordt hard gereden. Automobilisten houden zoals overal in de Alpen goed rekening met fietsers. Maar het idee dat vrachtwagens met 80 km/u verschil langs me razen vind ik niet zo prettig. Bij Sondrio kan ik de verleiding van een McDonalds niet weerstaan. Na 130 kilometer plof ik neer op de camping in Domaso. Voordat ik mijn tent opzet bestel ik eerst een koud biertje.

Dag 5: Domaso > Thusis (95 km)

De zuidzijde van de Splügenpass is ideaal. Eerst doe ik een warming up door langs het mooie Lago di Mezzola naar Chiavenna (333 m) te fietsen. In dit drukke stadje doe ik wat boodschappen voor onderweg. Daarna volgt een stuk van tien kilometer 6 tot 7% gemiddeld, wat ook niet lastig is. Maar dan: oef! Voor me ligt een stuk van acht kilometer 8,5% gemiddeld. Dat is hard werken! Gelukkig wordt de weg een stuk gevarieerder: deze is soms in de rots uitgehakt met bizarre tunneltjes en erg scherpe bochten. De chauffeurs van de achteropkomende sportauto’s zien mij maar net op tijd!

Na het steile stuk is het nog acht kilometer peddelen naar de pashoogte. Er is een skigebied hoog op de berg rechts van mij (Mademiso), maar daar zie ik gelukkig niets van. Waar het tot nu toe landschappelijk wat tegenviel, is het hierboven heel mooi. Op de pashoogte (2.113 m) groet ik de Zwitserse douanier, en dan ben ik weer terug in Zwitserland. De noordzijde van de Splügenpass is best saai. Na een serie haarspeldbochten bevind ik mij al snel in het hoofddal. Vanaf Splügen gaat de weg langs de Hinterrhein omlaag. De Via Mala, de oude handelsroute die door de nauwe kloof kronkelt, biedt veel afwisseling. Het is een leuke afsluiting van een fietsvakantie met de mooiste beklimming op de laatste dag.