Categorieën
2006 Engeland

Noord-Engeland

Dit is het verslag van onze fietsreis 2006 door Noord-Engeland in mei. We fietsten over soms vreselijk steile wegen door ruige landschappen (Lake District, Pennines) en langs markante bouwwerken (forten, kloosters, Hadrian’s Wall), heggen, muurtjes, schapen en Land Rovers. Rudi en ik leggen in twee weken tijd zo’n 830 kilometer af.

Dag 1: Newcastle > Dunstan (83 km)

Om in Engeland te komen, nemen we de nachtboot vanuit IJmuiden. In Newcastle aangekomen rijden we even naar de supermarkt en gaan dan op weg naar het noorden. Het is lekker weer: 15 °C en geen regen. We volgen de Coast & Castle route. We zijn al vrij snel de grote stad uit en rijden langs de kust St Mary’s Lighthouse voorbij. Toch fietsen we nog enige tijd door de bebouwing. In de buurt van Blyth zien we een fabriek met vier enorme schoorstenen, en fietsen we eventjes door een achterbuurt en voetbalvelden.

Eigenlijk wordt de route pas na Newbiggin echt mooi. De kustweg is vrijwel vlak en bij tijd en wijle onverhard. Op een gegeven moment rijden we zelfs over het strand. Na een korte maar heftige klim bereiken we Dunstan, waar we in de pub gaan eten en op de eenvoudige camping overnachten. Het was koud vannacht: 7 °C. Rudi bibbert in zijn synthetische slaapzak.

Dag 2: Dunstan > Wooler (68 km)

De weg leidt ons in eerste instantie landinwaarts. Het fietsen met bepakking in de heuvels gaat me goed af; regelmatig kom ik als eerste boven. Wat zijn mijn benen sterk! Op een gegeven moment zien we in de verte boven op een heuvel Bamburgh Castle. Daar maken we wat foto’s in het grauwe weer. Vlak daarna komen we langs een mooi oud kerkje met interessante begraafplaats – ook goed voor het maken van kiekjes.

Het weer verslechtert als we richting Holy Island fietsen. Hier werden lang geleden de monniken regelmatig geterroriseerd door de Noormannen. Het moet idyllisch gelegen zijn. Helaas komen we veel te laat (14.50 uur) bij de weg aan die naar het eiland leidt: als we er naar toe willen zouden we al weer na een uur terug moeten in verband met de opkomende vloed. En het zicht is door de aanhoudende regen slecht. We kiezen eieren voor ons geld en laten deze sterattractie aan ons voorbij gaan.

We verlaten de Coast & Castle route en gaan door het heggenlandschap naar Lowick, Horton en uiteindelijk Wooler. De camping van Wooler is mooi gelegen tegen de achtergrond van een hoge, ronde heuvel. Er lopen hier meer eenden en schapen rond dan mensen. We eten in de lokale pub. Rudi bestelt een enorme, 14 inch grote hot & spicy pizza, maar geeft na een paar happen al op. Veel te spicy! In plaats daarvan dan maar een laffe pizza.

Dag 3: Wooler > Bellingham (83 km)

De dag begint koud met een waterig zonnetje en veel geblaat van de talrijke schapen bij de camping. Zou Wooler een verbastering zijn van “wol”? We ontbijten rijkelijk laat aan de voorzijde van een van de vele kerken in deze fraai gelegen plaats. Daarna gaan we via een steile klim op weg. We rijden vandaag langs de rand van de Cheviot Hills, een bijzonder mooie, uitgestrekte omgeving met brede, kale heuvels.

Dan kruisen we bij toeval de Pennine Cycleway, die we wel een stuk zuidwaarts willen proberen. Deze lijkt na enkele kilometers echter meer geschikt voor mountainbikes. We moeten fjords doorsteken dan wel de smalle voetgangersbrug gebruiken. Naarmate de weg slechter wordt raakt Rudi steeds meer uit zijn humeur. Zeker als we over een glibberig bospad 17% omhoog moeten. Best avontuurlijk als ik er zo aan terug denk. Maar als je na een paar uur ploeteren nog maar negen kilometer km gevorderd bent, is dat geen pretje. Gelukkig bereiken we in de buurt van Biddlestone een zeer mooie offroad-track.

We lunchen pas om 16.30 uur in een bushokje. Daarna volgt een lange klim langs de ‘Bacon’. Een Engelsman op een tandem biedt ons heel vriendelijk thee aan, maar we hebben daar helaas geen tijd voor. Het is namelijk al best wel laat. De laatste twintig kilometer zijn saai en de wind, die we de hele dag al tegen hadden, wakkert verder aan. Alsof dat niet genoeg is, heb ik als gevolg van mijn ‘supersterke benen’ van gisteren blijkbaar mijn rechterknie overbelast, want ik heb al de hele dag een zeurende pijn. Dat belooft niet veel goeds voor de rest van de vakantie.

Dag 4: Bellingham > Alston (81 km)

We fietsen vandaag eerst door een vriendelijk landschap, met stukjes langs de River North Tyne. We rijden zuidoostwaarts naar Chollerford, waar we bij Chester Fort de Hadrian’s Wall op kunnen. Ik had me erg op deze dag verheugd, want je ziet niet elke dag Romeinse verdedigingswerken in het echt. Helaas is dit deel van onze fietsvakantie vrij teleurstellend. Ten eerste omdat je nauwelijks iets van de Hadrian’s Wall ziet. Ja okay dan, af en toe een klein stukje, en je kunt je ook makkelijk voorstellen hoe deze er vroeger bij lag. Maar het zou enorm overdreven zijn om het ‘indrukwekkend’ te noemen. Daar komt bij dat de weg enorm breed is. En ten derde hebben we vijfentwintig kilometer lang westenwind tegen (wat er niets mee te maken heeft, maar het is ook irritant).

In Haltwhistle halen we even wat proviand. We worden uitgelachen door de lokale jeugd, maar wanneer ik boos terug doe zouten ze op. (Weten zij veel dat ik chagrijnig ben door de tegenwind.) We gaan nu naar het zuiden. Het eerste stuk gaat over een fietspad dat de track van de oude spoorbaan volgt, en we gaan dus geleidelijk omhoog. Na enkele kilometers over de A689 nemen we een smalle en soms zeer steile weg aan de oostzijde van de River South Tyne. Het landschap hier is bijzonder mooi, zeker in de avondzon.

Rijkelijk laat in Alston aangekomen gaan we op zoek naar de camping. Die moet hier toch ergens zijn… Maar we vinden hem niet. Ten einde raad vragen we het iemand. Wat blijkt: de camping is bij de lokale scrapheap. Tussen al het afval melden we ons bij de stacaravan links. We betalen bij een nogal louche dame. De tent kunnen we bij de stacaravans kwijt. Het sanitairhuis is te bereiken via een enorme buis. Echt bizar. De staat van het sanitair is niet echt jofel, maar we voelen haarfijn aan dat dit een unieke camping is. Rudi maakt veel foto’s en is helemaal in zijn sas.

Dag 5: Alston > Keswick (71 km)

We maken dat we uit deze rommel wegkomen, en beklimmen de Hartside Cross. Met 580 m is dit één van de hoogste paswegen van Engeland. De klim is makkelijk, want het stijgingspercentage is laag en we hebben wind mee. Bovenop gekomen eten we wat in het warme restaurant. De afdaling is mooi en lang. Bij Busk pakken we een fietsroute over een onverharde stuiterweg. De weggetjes die hierna volgen zijn erg heuvelachtig en het landschap gevarieerd.

We komen langs een stone circle genaamd ‘Long Meg and her Daughters’. In Penrith eten we weer wat en fietsen vervolgens zo snel mogelijk door. We fietsen richting Keswick door een fraaie omgeving met in de verte de hoge heuvels van het Lake District. Er hangt onweer in de lucht – in de verte rommelt het. Vlak voor het einddoel komen we bij de prachtig gelegen Castlerigg Stone Circle. Hier kun je heel goed foto’s maken. Een jongen heeft geen ontzag voor de eeuwenoude menhirs en gebruikt er één als klimwand.

Hierna fietsen we verder naar de camping van Keswick. Die is aan de oever van het Derwent Water gelegen en heeft een prachtig uitzicht. Nadat we ons hebben aangemeld willen we gelijk een plekje zoeken. Maar dat mag niet: we moeten wachten op de campinghulp die in sportieve outfit en op een mountainbike het terrein voor ons verkent. Afhankelijk van de afmetingen van onze tent mogen we op een bepaalde plek gaan staan (terwijl de camping lang niet vol staat); hij haalt er nog net niet zijn meetlat bij. Ondanks de kriebels die dit bij ons oplevert besluiten we twee nachten te blijven. ’s Avonds in de pub is er een best goede zangeres, en lezen we dat Kane hier afgelopen dinsdag optrad.

Dag 6: Keswick (rustdag)

Vandaag genieten we van een rustdag. Ik ben de afgelopen dagen veel te hard van stapel gelopen en heb daarbij mijn knie overbelast; wat druk van de ketel kan dus geen kwaad. We wandelen vanaf het dorpje Swinside, dat ten westen van Derwent Water is gelegen, een lokale heuvel op. Vanaf hier kijken we uit op met stenen muurtjes afgebakende, knalgroene weilanden en de bergen van het Lake District. Rudi leert me terloops een en ander over foto’s maken. Weer beneden merken we dat hier in de omgeving ontzettend veel bejaarden en landrovers zijn, en we zien ook twee agressief ogende Mitsubishi Warriors.

Dag 7: Keswick > Eskdale (68km)

We ontbijten relaxed voor de ingang van de grote supermarkt van Keswick. Vandaag gaan we naar het westen, en volgen daarna de contouren van het Lake District National Parc zuidwaarts. Na eerst fout te zijn gereden vervolgen we de weg over de Whinlatter Pass. De beklimming gaat over een saaie, brede weg door het bos, en bevat af en toe erg steile stukken. De afdaling is een stuk mooier. We drinken koffie in een boerderijpub nabij Loweswater.

We vervolgen onze tocht en slaan na een paar kilometer linksaf. We rijden nu een heel stuk over de grens van het nationaal park. De wegen zijn hier smal en gevarieerd. We hebben links uitzicht op het Lake District en aan de rechterhand domineert de kerncentrale van Sellafield. Helemaal in de verte doemt in nevel gehuld het eiland Isle of Man op uit de zee. We komen nog langs de afslag naar Wast Water en Wasdale Head. (Achteraf gezien hadden we hier heen moeten gaan, want het schijnt erg mooi te zijn.) We besluiten door te rijden naar Eskdale.

Over een mooie weg bereiken we de camping. Na de ‘gouden-kranencamping’ van Keswick zijn we weer op een camping zoals het hoort: lekker primitief, maar wel midden in de natuur. Het trekt ook gelijk een heel ander volk: er staan veel kleine tentjes en busjes, en geen caravans. Wij lopen naar de pub aan de grote weg. Het is erg knus en gezellig daar, en het tattoo-gehalte is een stuk lager dan in Keswick. Overigens eten we vaak in de pub deze vakantie. Het is zo verleidelijk om na een fietstocht even niet te gaan koken en op een echte stoel naast de verwarming de maaltijd te nuttigen. Terug op de camping wordt nog flink gebarbecued en branden de kampvuurtjes tot laat in de avond.

Dag 8: Eskdale > Kendal (55 km)

We hebben gisteren het meest westelijke punt van onze reis bereikt. Vandaag steken we dwars door het Lake District naar het oosten terug. De eerste kilometers vanaf de camping zijn vrijwel vlak. Het miezert een beetje. Dan komen we bij een bord waarop staat dat de Hardknott Pass die voor ons ligt met zijn 30% best wel gevaarlijk is. Het schijnt dat deze pas een van de steilere pasovergangen van Engeland is. Na een klein stukje door het bos rijden we opeens tegen een enorme muur aan – tenminste, zo voelt het. Na een paar honderd meter 15-20% bereiken we een stukje waar ik 29% meet. Van een paar auto’s die hier rijden slaat de motor af. Zo steil hebben we nog nooit gefietst. Ik heb moeite om in het zadel te blijven en stap al snel af. Rudi volhardt, wat een bikkel!

We nemen even pauze: ik fotografeer schapen aan de zuidzijde en Rudi klimt naar het Romeinse fort om in groothoek plaatjes te schieten. De pas is vanaf zeeniveau gemeten slechts 393 meter hoog, maar is erg strategisch gelegen. Zo strategisch dat de Romeinen er het fort Mediobogdum hebben gebouwd. Het trieste weer leek een tegenvaller, maar voor de foto’s blijkt dit weer ideaal: het groen kleurt diepgroen en het vaalbruine strogras oranjebruin, en omdat de heuvels rondom de pas in wolken gehuld zijn, ontstaat er een mystieke sfeer. Prachtig! Op het laatste stuk tot aan de pashoogte worden we door racefietsers ingehaald. Vandaag blijkt er een 190 kilometer lange wielerronde (de Fred Whitton Challenge) door het Lake District te zijn.

Na de verschrikkelijke beklimming volgt een iets minder heftige afdaling, zo rond de 25%. Dan fietsen we door naar de exact even hoge en ook weer steile Wrynose Pass. De afdaling van die pas gaat door een bijzonder mooi landschap. We maken foto’s van de afdalende wielrenners die soms ternauwernood overstekende schapen ontwijken. Na de afdaling naar Waterhead gaan we een tijdje over een drukke weg naar Windermere. Bij Troutbeck Bridge snijden we een stukje af: deze 17% steile kilometer doet na de beklimmingen van vandaag veel pijn. Het laatste stuk richting Kendal fietsen we over smalle weggetjes in een vrijwel verlaten omgeving. In Kendal zelf blijkt de saaie camping een eindje uit de stad te zijn, richting het noorden.

Dag 9: Kendal > Muker (67 km)

Vandaag hebben we de hele dag een harde wind tegen. We rijden vanuit Kendal oostwaarts onder de M6 door richting Sedbergh. Op dit eerste korte stuk gaan we tot tweemaal toe steil de berg op en af – zonder dat er een reden is om de weg zo aan te leggen. Vandaag stijgen we ‘slechts’ maximaal 20%, en toch krijgt de doorgaans fitte Rudi er pap in de benen van. Dat hij mij er toch nog steeds uit fietst maakt me moedeloos. Vanaf Sedbergh wordt het landschap een stuk ruiger: het signaal dat we weer in de Pennines komen. The Calf (677 m) domineert hier de omgeving. Er woont hier bijna niemand.

Vanaf de pashoogte (300 m) dalen we af naar het noordoosten en nemen vervolgens een smalle weg naar Pendragon Castle. Dit kasteel uit de twaalfde eeuw is nu een mooie ruïne met paarse klimop, wat oude bomen erom heen, vrolijke schapen erbij en rauwe heuvels op de achtergrond om het plaatje compleet te maken. Prachtig! Na een fotosessie dalen we af richting Kirkby Stephen (200 m) waarna we rechtsaf slaan en met tegenwind weer naar 500 m hoogte stijgen. En zo gaat het nou de hele dag. Het moet gezegd: de zon schijnt volop en er is veel te zien.

De afdaling naar Keld en Thwaite is bijzonder mooi. Het is hier echt genieten. Het Swaledale is zelfs een van de mooiste plekken waar ik ben geweest. We slaan onze tent op in Muker (spreek uit: “Mjoekah!”) waar men aan de overkant van de weg een weitje tot camping heeft uitgeroepen. Het is allemaal heel primitief. Gelukkig is er vlakbij een pub waar ze lekker bier tappen.

Dag 10: Muker > Pately Bridge (67 km)

Vandaag hebben we geen tijd voor een rustige warming-up. We moeten bij Twaite direct steil omhoog de Buttertubs Pass (526 m) op. De Buttertubs zijn leistenen kolommen die diep vanuit de grond oprijzen. Omdat ik voor de verandering als eerste boven kom, sjees ik in de mooie afdaling direct door langs de Lovely Seat (675 m). De klimmetjes gaan me goed in de benen zitten. Ik houd 15% niet meer langer dan een paar honderd meter vol; dan moet ik de verkrampte beenspieren eerst weer even rust geven.

De hoofdplaats van het Wensleydale, Hawes, is erg toeristisch. De gemiddelde leeftijd hier is minstens 85 jaar. Vanuit Hawes klimmen we een meter of honderd naar het zuiden voordat weer kunnen afdalen. We komen langs het pittoreske dorpje Kettlewell, waar we even wat drinken halen in de lokale Winkel van Sinkel.

Het laatste stuk van de route van vandaag leidt over een vrij drukke weg die alle hoogtelijnen negeert. Wij komen daardoor redelijk afgepeigerd in Pately Bridge aan. We zijn het continue jojoën tussen dales en hills eigenlijk wel even beu. De camping is saai maar goed geoutilleerd. Het duurt zeker vijf minuten voordat ik onder de hete douche durf. Met een bijna verbrande huid duik ik de tent in.

Dag 11: Pately Bridge > Brompton-On-Swale (59km)

We nemen als ontbijt eerst een aantal fikse heuvels alvorens we naar Fountains Abbey afdalen. Ooit was dit een van de grootste kloosters van Europa. Het is in 1132 gesticht en in de eeuwen daarna uitgebreid. In 1539 besloot Henry VIII tot de verwoesting van alle kloosters in het koninkrijk, waaronder deze abbey, en trad het verval in. Toch staat er nog veel overeind. We beseffen daardoor goed hoe kolossaal de gebouwen ooit moeten zijn geweest. De kathedraal, de aangebouwde leefruimten en de watermolen liggen allemaal aan een beek die hier vlakbij ontspringt. Helaas is de zon erg fel, waardoor het lastig is om goede foto’s te maken. En we gaan ook niet wachten op avondlicht.

De rit van vandaag via Winksley, Grewelthorpe, Masham, en Patrick Brompton kan ons niet echt boeien. En in de buurt van kazernedorp Catterick Garrisson is het zelfs druk. Het is half mei maar toch al zomers warm; mijn oren en arm verbranden ongemerkt. Ik koop onderweg een veel te grote fles zonnebrand die heel vies naar kokos ruikt. Richmond is een heel aardig plaatsje, met een marktplaats op de plek waar vanaf 1071 het indrukwekkende Richmond Castle moet hebben gestaan. Nu resteren nog slechts wat muren en de mooie twaalfde-eeuwse donjon. De propere en saaie camping ligt vijf kilometer ten oosten van Richmond in Brompton-On-Swale. We vinden een pub in dit aftandse dorp en zien hoe Middlesbrough met 0:4 verliest van Sevilla. Buiten de pub vermaken lokale mannetjesputters (hooligans zo je wilt) zich met een soort hoefijzerwerpen, maar dan met dichte metalen ringen.

Dag 12: Brompton-On-Swale > Durham (73 km)

We staan vandaag laat op en vertrekken pas om half twaalf. We hebben echt zoiets van: het mooiste hebben we gehad, dus waarom fietsen we nog? Bij een volgende fietsvakantie moeten we de route toch echt wat beter plannen. Anyway, we kunnen noordwaarts richting Durham door ten westen of ten oosten van de M1 te fietsen. De westelijke route ziet er nogal hilly uit, dus we kiezen de makkelijker, oostelijke variant. We wurmen ons tussen Darlington, Teesside International Airport en Stockton-On-Tees door. Het is hier minder dichtbevolkt dan we vermoedden, maar om nou te zeggen dat het hier mooi is… dat niet.

In de buurt van Sedgeby Racecourse passeren we een gipsy enclave die in de horse business zit. Ik moest even denken aan Brad Pitt’s grappige optreden als opgefokte paardenhandelaar in Snatch, de film uit 2000. In Sedgeby zelf val ik opzij terwijl ik voor een kruispunt stop. Ik was namelijk even vergeten mijn schoenen uit de pedalen te klikken. Pfff… Daarna gaan we snel door naar Durham. Onze camping ligt een kilometer of zes ten noorden van Durham, op het terrein van Finchale Priory, een ruïne van een oud klooster uit de twaalfde eeuw. Er staat op een bord dat tenten niet zijn toegestaan, maar navraag leert dat dit slechts bedoeld is om de lokale zuipjeugd te weren.

Dag 13: Durham (rustdag)

We hebben nog één dag over voordat we de boot terug naar IJmuiden pakken, en besluiten daarom Durham te verkennen. Ik had vroeger wel eens foto’s gezien van de mooi gelegen kathedraal, en het leek me leuk om deze met eigen ogen te aanschouwen. Het compacte oude centrum van Durham is uniek, met de burcht en kathedraal markant op een heuvel in een meander van de River Wear waarop met rustige slagen geroeid wordt. We slenteren langs de kade, fotograferen oude graven, en beklimmen wat trappen. Hoe we de dag verder zijn doorgekomen is blijkbaar zo onbeduidend dat ik het me niet meer herinneren als ik dit opschrijf. Wel weet ik nog dat we een curry eten bij een Indiaas restaurant. Een beetje een flutdag zo.

Dag 14: Durham > Newcastle (52 km)

Vandaag voert de route door het dichtbevolkte gebied tussen Durham en Newcastle. Dit is geen aanrader. Gateshead is een ware verschrikking voor de fietstoerist. Langs de drukke, doorgaande wegen ontbreken vluchtstroken, fietsstroken of parallelwegen die het fietsen wat veiliger zouden maken. Aan de noordzijde van de River Tyne, waar Newcastle ligt, wordt het allemaal wat beter. We eten en drinken wat in een pub aan een jachthaventje. We fietsen vanaf daar zes kilometer op met een fanatieke dame. Op dit deel van de Coast2Coast fietsroute ligt enorm veel kapot glas op de weg. Met de boot in zicht rijden we gelukkig niet lek. Het is tijd om terug te gaan.