Categorieën
2012 Spanje

Trip op Tenerife

In december 2014 fiets ik een rondje tegen de klok in op het Canarische eiland Tenerife. De geaccidenteerde weg voert langs de droge zuidoostkust, door het prachtige Anaga en bovenlangs de ruige Gigantes, en ik benader de vulkaan El Teide vanuit twee richtingen. Deze vakantie neem ik geen tent mee. Het weer is nogal wisselend: zon, wind, regen en mist, en temperaturen tussen de 0 en 25 °C. Ik leg in zes dagen 435 kilometer af en stijg daarbij meer dan 11.000 meter.

Dag 1: San Isidro > Santa Cruz de Tenerife (90 km)

Het had niet veel gescheeld of ik had nu niet op Tenerife gefietst. Gisteren op Eindhoven Airport wilde Ryanair mijn fiets eerst niet meenemen. Ik had hem in een VK-fietshoes verpakt –net zoals bij eerdere vliegreizen zij het met KLM– maar volgens de dame van de incheckbalie moest de fiets toch echt in een afgesloten tas of doos. Ik wees er fijntjes op dat het woord “afgesloten” niet in de bagagevoorwaarden voorkomt. Onder druk van een steeds een langer wordende rij achter mij mocht de fiets alsnog mee.

Nadat ik op Tenerife South Airport ben aangekomen laat ik de fietshoes en ander verpakkingsmateriaal bij het hotel in San Isidro achter en begin over de TF-636 naar het noordoosten te fietsen. De omgeving is niet indrukwekkend, maar door de meanderende weg verveel ik me geen moment. De hoogteverschillen en stijgingspercentages zijn laag. De eerste helft van de etappe is het landschap gortdroog. Ik zie maar weinig mensen, af en toe een oud mannetje dat het land bewerkt.

Vanaf Güímar is het uitzicht richting het noordwesten best aardig. Aan mijn rechterzijde is het drukke verkeer op de snelweg goed zichtbaar. Vanaf hier tot aan Santa Cruz is er veel lintbebouwing. Santa Cruz zelf is een behoorlijk grote (meer dan 200.000 inwoners) en voor fietsers onoverzichtelijke stad, en ik ben blij dat ik mijn Garmin kan gebruiken om naar het hotel te navigeren. Dat hotel is gelegen midden in het gezellige, in Kerstsfeer gehulde centrum.

Dag 2: Santa Cruz de Tenerife > Costa de Valle Guerra (70 km)

Van de saaie, dichtbevolkte heuvels bij Santa Cruz fiets ik binnen mum van tijd naar het spaarzaam bewoonde, groene Anaga-gebergte. Die groene heuvels vormen een flink contrast met de haven, olieopslagtanks en het boorplatform aan de rechterhand. Er zijn er op deze mooie zondagochtend veel joggers en wielrenners te zien. Bij San Andrés ga ik over de TF-12 verder: een erg mooi aangelegde en niet al te steile weg, die naar El Bailadero op de hoofdkam van het gebergte voert. Au!

Ik neem vanaf daar de TF-123 naar het oosten, en sla vervolgens linksaf naar Cabazo del Tejo. Ik fiets nu over een goed berijdbare jeep track. Het pad eindigt op een plek vanaf waar ik naar het noordwesten een werkelijk fenomenaal uitzicht heb op de enorme kliffen langs de kust. Vanaf dit uitzichtpunt neem ik de shortcut naar Chamorga: 300 meter afdalen over een steil en soms glibberig wandelpad. Hele stukken moet ik mijn achtertassen apart dragen. Ik glij uit en stoot hard met mijn ribben tegen het zadel.

Het dorpje Chamorga zelf valt tegen. Ik ga snel richting El Bailadero en daarna Las Mercedes. De weg gaat grotendeels langs de bergkam en levert daardoor mooie uitzichten naar alle kanten op, inclusief El Teide in de verte. Na een lange afdaling beland ik bij het Lagarto backpacker hostel: bed en ontbijt voor 15 euro, en voor 9 euro extra is er barbecue en onbeperkt zuipen… Met (surf)gasten uit Spanje, Italië, Australië, Engeland, Frankrijk, Finland, Denemarken en Nederland is het erg gezellig.

Dag 3: Costa de Valle Guerra > La Higuerita (90 km)

Oef! Misschien was het niet zo verstandig om alcohol te drinken en pas om 1.30 uur mijn stapelbed in te rollen. Ik heb geen energie om naar El Teide te fietsen, maar… kom op! De dag begint zonnig – ik smeer me zelfs in – maar al na een half uur begint het te regenen en dat blijft zo tot 17.00 uur. De thuis bedachte route blijkt uitdagend: de ‘witte wegen’ op de kaart zijn zonder uitzondering extreem steil, vaak 15 tot 25%. Ik ben dan ook blij als ik in La Esperanza de ‘gele’ TF-24 kan vervolgen.

De weg gaat langs en over de bergkam naar El Teide. Het is koud, nat en door de mist zie ik niets van de omgeving: echt een rit om ‘uit te zitten’. Tot mijn verrassing breekt een paar honderd meter onder de top bij Montaña de la Negra de zon door, en wordt mijn inspanning (meer dan 2.600 meter klimmen) op het hoogste punt (2.300 m) beloond met het uitzicht op de 3.718 m hoge Pico del Teide en de sterrenwacht in de ondergaande zon. Het is hier koud en er ligt zelfs ijs op de weg. Hierna volgt een lange afdaling in het donker naar La Higuerita.

Dag 4: La Higuerita > Las Portelas (53 km)

Vandaag ga ik bijtijds weg en probeer ik de steile ‘witte wegen’ te mijden. Het eerste stuk via Los Realejos, La Guancha en Icod de Los Vinos is best aardig. De weg vanuit Icod naar El Amparo begint megasteil en is tot aan Montana de las Parras dik 8% gemiddeld. Bij Erjos duik ik een tien kilometer lange jeep track op dat door het bos naar Las Portelas gaat. Het is hierbij hoofdzakelijk afdalen over een redelijk wegdek. Jammer genoeg is de begroeiing te dicht om iets van de omgeving te kunnen zien.

In Las Portelas volgt een zeer steile klim naar het eindpunt van vandaag: Albergue de Bolico. De in Baskisch rood geschilderde verblijven steken mooi af tegen de lichtgroene omgeving. Ik logeer hier twee nachten. De drie andere gasten komen ook uit Nederland. Een Spaanse biologiestudente is onze gastvrouw. De albergue heeft een enorme keuken, alleen heb ik geen eten om te koken, en in het dorp kan ik nergens boodschappen doen. Gelukkig is er aan de hoofdweg een restaurant.

Dag 5: Las Portelas (rustdag; 30 km)

Ik heb niet veel energie, krijg last van mijn (gekneusde?) ribben (zie dag 2) en morgen staat er een zware dag op de agenda. Kortom: vandaag doe ik dus rustig aan. Ik daal eerst af naar El Palmar. Daar steekt opeens een erg krachtige wind vanaf zee op; ik moet 20 minuten achter een muurtje schuilen. De klim naar Teno Alto is pittig: 400 meter stijgen in vier kilometer over een slechte weg. Door de laaghangende wolken –die trouwens droog zijn, heel apart– zie ik nauwelijks iets van de omgeving.

Wanneer ik op de hoogvlakte aankom breekt dan toch eindelijk de zon door. Ik rijd wat rond over de vele weggetjes, en fotografeer kippen, ganzen en geiten. Op de terugweg neem ik halverwege de afdaling een smal, verhard en soms retesteil weggetje dat uiteindelijk boven Las Portelas uitkomt. Ik fiets dan nog even over de TF-436 door naar de Taibabapass, maar daar steekt er opeens een storm op. Na een kwartier schuilen vlucht ik naar beneden. De rest van de dag hang ik rond in de albergue.

Dag 6: Las Portelas > San Isidro (102 km)

Voor mijn doen ben ik vroeg uit de veren: al om 7.45 uur zit ik op de fiets. De TF-436 bovenlangs Los Gigantes is prachtig. Het is ’s morgens vroeg erg rustig; de toeristen die in de kloof van Masca willen afdalen zijn nog nergens te bekennen. Helaas is er te weinig (zon)licht om fatsoenlijke foto’s van dit dal te maken. De klim naar Santiago del Teide is behoorlijk pittig (vier kilometer lang 10%), maar doordat de weg zo afwisselend is, merk ik daar weinig van.

Na een snel ontbijt in Santiago neem ik de TF-375 en vervolgens TF-38 naar El Teide. De weg is lange tijd supersaai: 4 tot 5% klimmen over lange rechte wegen, waarbij ik door de laaghangende wolken weinig van de omgeving kan zien. Pas in de laatste bocht, bij Cuevas de Somara, breekt de zon door en sta ik oog in oog met El Teide. Hier is het uitzicht op de vulkaan het allermooist, al was het maar vanwege het contract tussen de lichtgroene bomen, de bruine aarde en de blauwe lucht.

Bij Boca Tauce (2.050 m) sla ik linksaf en fiets ik door een westernlandschap (de Cañadas) naar het oosten. Waar automobilisten op de rest van het eiland extreem hoffelijk rijden, halen de dagtoeristen van de vreselijke stranden van de Playa de las Americas hierboven soms gevaarlijke capriolen uit. De bizarre rotsformaties van de Roques de García (2.140 m) zijn grappig om te zien, zeker de balancerende Roque Cinchado. (Al vind ik de lavaformaties op IJsland een stuk interessanter.)

Ik fiets weer terug naar Boca Tauce, klim nog een klein stukje, en geniet van de naaldbomen die spookachtig tegen het wolkendek afsteken. Wat volgt is een afdaling van 33 kilometer en 2.000 hoogtemeters naar San Isidro. Daar koop ik in de bouwmarkt onder het hotel een extra canvas zeil en touw, zodat ik mijn fiets morgenvroeg zonder risico langs de Ryanair incheckbalie kan krijgen.

Het was een geslaagd uitstapje!

Categorieën
2012 Frankrijk

Klimmen op Corsica

Dit is het verslag van onze fietstocht op Corsica in april 2012. De tocht voert langs de ruige westkust, over hooggelegen wegen en door diepe kloven. Vroeg in het seizoen zijn de besneeuwde toppen van de centrale bergketen steeds in zicht. Rudi en ik fietsen in een week ongeveer 650 kilometer en klimmen daarbij 11.600 meter.

Dag 1: Ajaccio > Porto (90 km)

Vanaf de camping in Ajaccio volgen we de brede en niet al te lastige D61 en later de D81 naar het noorden. Boven op de Bocca San Bastiano (400 m) zien we voor het eerst de besneeuwde toppen van de centrale bergketen die het eiland van noordwest naar zuidoost doorsnijdt. We slaan linksaf en bereiken via een smal weggetje de kust bij Pevani, waar de zee tegen de rotsen aan beukt. Bij Ancone lunchen we aan het zandstrand, waarop badgasten liggen te zonnebaden.

Tussen Sagone en Cargèse ligt heel mooi de Golfe de Sagone. We klimmen 500 meter door ongerepte heuvels naar de Bocca di San Martino waar we van een prachtig uitzicht naar het westen toe genieten. Piana is bijzonder mooi boven op een heuvel gelegen. De Golfe de Porto, besneeuwde bergen en niet te vergeten de steil uit de zee oprijzende rotsformaties genaamd Calanches: dit alles in één beeld en verlicht door de avondzon. In Porto vinden we een fijn plekje op de nagenoeg verlaten dorpscamping.

Dag 2: Porto > Calvi (83 km)

We vervolgen onze route noordwaarts over de D81. De weg is supermooi aangelegd: we klimmen met een constant percentage langs de kust, met af en toe diepe afgronden aan onze linkerzijde. We hebben lange tijd mooi uitzicht op de Golfe de Girolata met daarachter Scandola, een schiereiland dat steil uit de zee oprijst. Je kunt daar alleen te voet of met de boot komen. Bij de Col de Parmarella nemen we afscheid van dit mooie gebied en dalen we 400 meter af.

Vlak voor Galéria pakken we de D81 bis, een weg die tot de Bocca Bassa bar slecht is. Het landschap is nu een tijd lang wat saai. Dat verandert bij de Baie Nichiareto: tot aan Calvi zijn er weer mooie bergen en woeste kusten, mooi gelegen in de avondzon. In Calvi fietsen we eerst de citadel op, vanaf waar we op de besneeuwde toppen in het zuidoosten kunnen uitkijken. Na een snack strijken we neer op een stadscamping waar de aanwakkerende wind vrij spel heeft.

Dag 3: Calvi > St. Florent (108 km)

Na een paar kilometer over de drukke N197 gaan we verder op de D451. Deze weg gaat lange tijd vals plat omhoog richting de voet van heuvels, en eenmaal daar aangekomen ineens via enkele steile (10-15%) haarspeldbochten naar het strategisch gelegen Montemaggiore. Het uitzicht vanaf de D71 op Calvi, de dorpjes boven op de heuvels en de helderblauwe zee op de achtergrond is groots.

De weg blijft vanaf Cateri lang op ongeveer gelijke hoogte en voert door en langs kleine dorpjes die tegen de bergen lijken aangeplakt. Via de smalle D663 bereiken we Speloncato. Vanuit het dorp voert de D63 steil (8-13% met uitschieters richting de 20%) omhoog naar de Groce d’Olu (1.100 m). Het levert spectaculaire vergezichten op, van de vuurtoren achter Calvi helemaal tot aan de punt van Cap Corse.

Boven op de col bestellen we cola bij een restaurant. Ik vraag aan de gastheer of de track naar het noordoosten, die op onze kaart met ‘onderbroken streep’ staat aangegeven, te doen is, en hij antwoordt “Tout neuf!” Het blijkt in werkelijkheid een slechte jeep track, maar is met zijn 360 graden uitzicht wel de kers op de taart. Na 400 meter omlaag te zijn gestuiterd, gaan we een stukje over de D963 om vervolgens over de N197 verder naar het oosten af te dalen.

Na vijf kilometer over de N197 slaan we linksaf en bereiken Novella via een weg langs een spoorlijn. Wat volgt is een grandioze afdaling over een smalle, slingerende en recent geasfalteerde chemin communal naar het noorden, dwars door een groen en volstrekt verlaten gebied. We steken de N1197 over en bereiken in de schemering via de mooie Désert des Agriates het havenstadje St. Florent.

Dag 4: St. Florent > Francardo (72 km)

Midden in de nacht gaat het vanuit het westen erg hard waaien. Niet continu, maar met vlagen. Je hoort dan eerst een opwellend geluid, waarna harde rukwinden de nieuwe tent op de proef stellen. ’s Ochtends gaat de wind zelfs nog harder beuken en de bergen op de Cap Corse zijn gehuld in een onheilspellende lucht. Dat belooft niet veel goeds. We wilden eigenlijk een tour du Cap Corse doen, maar kiezen eieren voor ons geld en vertrekken naar het zuiden.

Via de piepkleine D238 gaan we naar Oletta. Hier uit de kust verbetert het weer zienderogen. We klimmen gestaag verder over de D38 naar de Col de Bigorno (885 m). Deze weg kent, zoals de meeste bergwegen op Corsica, een matig stijgingspercentage van 4 à 5%. Vóór ons ligt het kleine Lento te baden in het zonlicht. We komen er via enkele scherpe bochten tegen de steile hellingen. Het is hier erg mooi.

Dan pakken we de D105, die via Canavaggia naar Ponte Leccia loopt. Dit is een prachtige, hooggelegen weg, met continu uitzicht op de besneeuwde toppen van het centrale massief. Na een kilometer of twaalf dalen we af over een fraai aangelegde serie haarspeldbochten. Na een tijdje over de brede N193 zuidwaarts te hebben gereden, houden we het bij de natuurcamping van Francardo voor gezien.

Dag 5: Francardo > Corte (100 km)

Vanaf Francardo is het slechts drie kwartier fietsen naar Corte. Maar wij nemen vandaag een omweg. Nu we toch hier zijn, willen we namelijk de Col de Vergio meepakken, de hoogste doorgaande pas van het eiland. Na een paar kilometer begint de Scala di Santa Regina, een steeds nauwer wordende kloof met aan weerszijden ruige bergen, met in het midden de bergbeek Le Gelo.

Bij het stuwmeer aangekomen zitten we op een bankje voor het supermarktje te lunchen als opeens drie koeien over de straat en tussen de auto’s door lopen. Op Corsica zijn loslopende koeien en wilde zwijnen op de weg heel normaal. Wat betreft de pas die hierna volgt: Rudi is er enthousiast over, maar mij kan deze niet echt bekoren. Niet de twintig kilometer vals plat naar de pashoogte, en ook niet de brede weg vanaf het ieniemienie skioord.

Vanaf de Col de Vergio (1.477 m) gaan we dus snel terug langs de barrage en door de Regina-kloof, en slaan bij Ponte Costirla rechtsaf naar Corte. Na 300 meter klimmen hebben we een magnifiek uitzicht op de achter Corte oprijzende bergen. De avondzon werpt een bijzonder licht op de weiden en boomgaarden. Corte zelf is een leuke oude studentenstad met een burcht boven op een rotspiek. Na enig zoeken en klimmen vinden we een mooie camping ten noordwesten van de stad.

Dag 6: Corte > Tattone (60 km)

Op het ochtendprogramma staat de ‘sterattractie’ Valle de Restonica. Dit blijkt een prachtige weg: gevarieerd, met veel bochten, door bossen, en met steile bergen om ons heen en besneeuwde toppen in de verte. Het eerste deel tot aan de brug kent een matig stijgingspercentage (5 à 10%), terwijl het tweede deel smaller en veel steiler (9 à 15%) is.

Vanaf het eindpunt (1.382 m) fietsen we terug naar Corte en om daarna verder zuidwaarts te gaan. Helaas moeten we hele stukken over de brede en drukke N193, al kunnen we bij Botro en Santo-Pietro-di-Venaco stukjes afsnijden (en daardoor flink wat hoogtemeters bijschrijven). Na een lange afdaling naar Pont du Vecchio volgt een klim naar Vivario waar automobilisten erg hard rijden. We mogen niet op Camping du Soleil bij Tattone staan, omdat deze pas een paar dagen later open gaat. We zoeken ons heil daarom een stukje verderop, op een verlaten camping naast de spoorlijn.

Dag 7: Tattone > Capitoro (117 km)

Vanaf de verlaten camping fietsen we gelijk 15 à 20% naar de N193, en vanaf daar door naar de Col de Sorba (1.250 m). Deze weg is best aardig aangelegd met de haarspeldbochten in het bovenste deel, alleen is het jammer dat puinbrekers de volledige pasweg een paar meter breder maken. Terwijl Rudi vandaag intervaltraining verricht sukkel ik voort. Eigenlijk heb ik altijd wel wat te klagen: is het geen zadelpijn of kramp, dan heb ik wel jeuk in mijn ogen. En vandaag is het de hitte.

In Ghisoni is geen winkel te bekennen, dus we eten een sandwich bij een of andere bar. De eigenaar vraagt waar we vandaan komen. Bij het horen van “Nederland” roept hij gelijk “Johnny Rep, captain de FC Bastia!” Ik ken Johnny Rep niet, en heb niets met voetbal… Hierna volgt de Col de Verde (1.289 m). Deze is een stuk saaier aangelegd dan de vorige en ook valt er weinig van de omgeving te genieten. We dalen dan ook snel af naar Cozzaro, waar we de D757 naar Grosseto pakken. Dit is best een aardige weg, behalve het laatste, brede stuk naar de Col de Granace (865 m).

In de beoogde finishplaats Grossetto blijkt er geen camping te zijn, en het is al 18.50 uur. We besluiten daarom nog 35 kilometer verder te fietsen naar een camping aan de kust. We gaan via Albitreccia naar de Bosca d’Aja di Bastiano. Vooral de laatste zeven kilometer van de D55 zijn supermooi. Daarna slaan we rechtsaf en rijden we over D302 verder richting Ajaccio. Dit is de ultieme afdaling: continu 5% en veel bochten. Vlak bij ons eindpunt hebben we net voor zonsondergang een prachtig uitzicht op de Golfe d’Ajaccio.

Dag 8: Capitoro > Ajaccio (25 km)

Op deze laatste dag is het zweten geblazen. Het is 32 °C in de schaduw en het is volkomen windstil. We hadden eigenlijk nog een flinke rondrit willen maken, maar de puf ontbreekt. We maken er daarom een rustdag van, en lezen en drinken een hoop. Halverwege de middag gaan we via een kleine omweg door een verder oninteressante omgeving naar de camping in Ajaccio. Het is tijd om terug te vliegen.

Statistieken

– Dag 1: Ajaccio > Porto (90 km; 1.544 hoogtemeters)
– Dag 2: Porto > Calvi (83 km; 1.050 hm)
– Dag 3: Calvi > St. Florent (108 km; 2.022 hm)
– Dag 4: St. Florent > Francardo (72 km; 1.311 hm)
– Dag 5: Francardo > Corte (100km; 1.643 hm)
– Dag 6: Corte > Tattone (60 km; 1.784 hm)
– Dag 7: Tattone > Capitoro (117 km; 1.924 hm)
– Dag 8: Capitoro > Ajaccio (25 km; 350 hm)