Categorieën
2014 Noorwegen

Van Stavanger naar Trondheim

In de zomer van 2014 fietsen Rudi en ik in Noorwegen. We gaan van de zuidwestelijk gelegen oliestad Stavanger naar de oude koningszetel Trondheim, en komen daarbij door bossen, langs fjorden en over passen en hoogvlaktes. We leggen in twee weken tijd 1.370 kilometer af en plussen 17.500 hoogtemeters bij.

Dag 1: Stavanger > Lauvik (38 km)

Vijftien jaar geleden reden Marieke en ik in onze Citroên ZX met twee fietsen achterop kriskras door het natte Noorwegen. Vluchtend voor de regen daalden we naar het prachtige Lysefjord af. Dit was zó steil (bijna 1.000 meter in bijna tien kilometer) dat op het dashboard een controlelampje ging knipperen: “remblokken vervangen”. Toen we weer terug naar boven reden, maakten vanaf het restaurant een wandeling naar de Kjeragbolten – als ik nu naar de foto van mijzelf op deze ‘zwevende kei’ kijk, krijg ik nog steeds knikkende knieën.

Dat was in 1999. In 2014 wilde ik weer naar Noorwegen terug, maar nu voor een echt fietsvakantie. Ik stelde me voor een fietstocht te maken van Stavanger naar Trondheim en daarbij gelijk te beginnen met de onmogelijk steile klim vanaf Lysebotn met vele pikdonkere tunnels – eentje zelfs met een haarspeldbocht… Begin augustus staan Rudi en ik op Schiphol. Rudi vraagt zich nog steeds af waarom hij zich deze reis heeft laten inrommelen, want Noorwegen staat zeker niet op zijn wensenlijstje…

De vlucht naar de oliestad Stavanger verloopt prima. Wanneer we het bescheiden vliegveld afrijden en willen kijken waar we nu naartoe moeten rijden, komt Rudi erachter dat hij vergeten is om de GPS-track, die ik zo zorgvuldig heb voorbereid, op de Garmin Etrex te zetten… Gelukkig hebben we een ouderwetse kaart bij ons. De [13] is een rustige weg oostwaarts langs meertjes en af en toe een klimmetje. In Sandness belanden we in een heuse rolskiwedstrijd. Vlak na het dorpje Lauvik vinden we achter de parkeerplaats bij het veer een perfecte plek voor de tent. Voor het eerst gebruiken we mijn nieuwe benzinebrander.

Dag 2: Lauvik > Brokke (73 km)

Om 9.00 uur stappen we op de boot die ons in tweeënhalf uur naar Lysebotn zal brengen. Via de intercom horen we in drie talen de wonderen der natuur en de grootste werken der Noren aan. Zodra we het imposante fjord invaren, met laaghangende bewolking en regen, krijg ik een déja vu-gevoel: o ja, Noorwegen = slecht weer… Toch is de Kjeragbolten goed te zien: helemaal bovenaan een kleine ‘knikker’ die tussen twee gigantische rotswanden ingeklemd zit. In Lysebotn zelf regent het keihard en koken we onder een afdak spaghetti. De beklimming tegen de zuidwand op is met 900 hoogtemeters in negen kilometer weliswaar pittig, maar niet zo onmogelijk steil als in mijn herinnering. En er zit maar één tunnel in – verlicht en zonder haalspeldbocht. Bizar hoe mijn geheugen blijkbaar (niet) werkt…

Terwijl de gelijkmatige klim vanaf Lysebotn dus wel meevalt, blijkt de weg oostwaarts veel lastiger. Er zijn namelijk veel onnodige klimmetjes. We zijn dan ook blij als we om 16.00 uur in Ådneram kunnen lunchen. We zien in de winkel voor het eerst makreel in tomatensaus in een knijptube: lekker en superhandig voor op reis. Terwijl we zitten te eten, komt een jongeman uit Estland langs. Hij is hier gisteren op de fiets aangekomen en neemt een rustdag vanwege de regen (nou ja zeg…). Hij stelt onophoudelijk vragen over onze fietsen. Nadat hij voor de vijfde keer “Can I ask you a last question?” heeft gevraagd en zelfs een rondje op Rudi’s fiets heeft gereden, vluchten we verder oostwaarts. De eerste vier kilometer is het nog flink klimmen, maar daarna valt het wel mee. In de afdaling gaat het echter hozen. Na de 2.000 hoogtemeters van vanmiddag zetten we moe maar voldaan op de half verzopen camping van Brokke de tent op.

Dag 3: Brokke > Løyningvatn (122 km)

We gooien 100 Kronen in de brievenbus van het campinggebouw zonder beheerder en dalen verder af naar het hoofddal, waar we linksaf de [9] richting Valle nemen. Dit dal is weids en lieflijk, en de weg bevat geen steile klimmen. In het wintersportoord Hovden halen we boodschappen en gaan we over de saaie hoogvlakte verder. We zien af en toe racefietsers – vakantiefietsers daarentegen komen we hier en ook later deze vakantie nauwelijks tegen. De afdaling over vers asfalt richting Haukeli is fantastisch.

Beneden gekomen gaan we over [E134] westwaarts. Deze transitroute is niet druk maar er wordt wel flink doorgereden. De meeste automobilisten –behalve die van enkele campers en bussen– houden echter goed rekening met ons. In Haukelifjell vragen we water bij een soort winkeltent langs de weg, waar ze Poolse donuts en paardrijspullen in het assortiment hebben. De dame achter de balie heeft geen vergunning om ons bier te verkopen en doneert ze een halve literblik. Kijk, da’s nog eens vriendelijk! Een paar kilometer verderop vinden we links van de weg een fraai kampeerplekje naast een meer waarin ik me kan wassen. We kunnen nog net in de zon dineren.

Dag 4: Løyningvatn > Utne (138 km)

Als we opstaan is het met 5° C nog best frisjes, maar zodra de zon achter de heuvels tevoorschijn komt schiet de temperatuur omhoog. We fietsen een paar kilometer tot aan een autotunnel waar fietsers niet door mogen; de alternatieve oude weg bovenlangs biedt een fraai uitzicht op de besneeuwde bergen en het water van Stávatn. Ook de tweede, meer dan vijf kilometer lange Haukelitunnelen mogen we niet in, dus we klimmen over de pas (1.100 m). Een stukje verderop blijkt de derde tunnel dicht, zodat we samen met het (vracht)verkeer over de smalle en bochtige weg over de heuvel gaan. We dalen af door een vallei die in de Alpen niet zou misstaan.

In Røldal ontmoeten we bij de supermarkt een Duitse vakantiefietser die op weg is naar de Noordkaap. Hij heeft echt veel te veel spullen bij zich – alsof hij twee maanden door Siberië gaat reizen. Een steeksleutel voor het balhoofd is hij echter vergeten en hij heeft dan ook mazzel dat hij de mijne kan lenen. Hij vertrekt zeker een half uur eerder naar Skare dan wij, maar tijdens de klim halen we hem al na een paar kilometer in. Ben benieuwd hoeveel vakantiedagen hij heeft…

Bovenop de pas boven langs de Røldalstunnelen verandert het landschap volkomen. Het is hier echt mooi. Na een smalle doorgang dalen we via een serie fraaie haarspelbochten af naar de aansluiting met de grote weg. Hierna sjezen we over de brede autoweg verder af naar Skare. Vanaf de afslag naar Odda is er veel verkeer. We komen er snel achter waarom: de gigaduowaterval Låtefossen trekt talloze toeristen aan. Het is hier net een kermis met al die bussen, campers en caravans. Wegwezen dus! Vanaf Odda pakken we de [50] aan de linkeroever van de Sørfjorden. Na 138 kilometer en 1.500 hoogtemeters arriveren we op de prachtig aan het fjord gelegen camping ten westen van Utne. We dineren om 22.00 uur en eten zalm met gebakken aardappelen en tomatensalade. Het was een topdag!

Dag 5: Utne > Haugoastøl (108 km)

We starten de dag met de volstrekt onnodige klim en afdaling naar Utne. Om iets voor negenen pakken we de boot naar de oostoever van het Sørfjord. De weg vanaf Kinsarvik naar het noordoosten is licht glooiend, al moeten we bij Indre Bu even de hoogte in vanwege de aansluiting met de nieuwe Hardanger suspension bridge. Vanaf het pittoresk gelegen Eidfjord gaan we zuidwaarts langs het Eidfjordvatn. De alternatieve ‘oude’ weg door smalle tunneltjes en pal langs het water tegen loodrechte rotswanden mag er wezen. Ook de klim naar Måbø verloopt via de oude autoweg: een afwisselende route door een ruige kloof met steile wanden. We negeren het bord waarop staat dat de weg vanwege steenlawines voor fietsers is afgesloten – terecht, zoals later blijkt. Aan het einde van de kloof schrikken we van de vele toeristen die de hoge waterval Vøringsfossen fotograferen.

We klimmen verder naar het oosten: eerst 6 tot 8% richting Maurset en daarna wat geleidelijker door naar zo’n 1.250 m. Op de groene hoogvlakte zijn de klimmetjes nergens steil. Pas vlak voor Haugastøl dalen we weer af. Dit is de oostelijke startplaats van de sterattractie Rallarvegen. Ettelijke honderden huurfietsen staan gereed voor de treinladingen dagjestoeristen die hier in de zomer over de gravelweg langs het hooggelegen treinspoor tussen Geilo en Voss ‘op avontuur gaan’. Om die meute morgen voor te zijn fietsen we alvast een stukje vooruit. Na vijf kilometer vinden we een mooi kampeerplekje.

Dag 6: Haugoastøl > Aurland (90 km)

We waren niet de enigen die op het idee waren gekomen om hier te kamperen. Vlakbij staat een rode Hillebergtent met twee Noorse dames en hun hond Gipsy uit Trondheim. Het valt vooralsnog mee met de drukte; als we om kwart over negen vertrekken zijn er pas zes fietsers voorbij gekomen. De Rallarvegen is vanaf deze kant zó makkelijk dat we, voor we er erg in hebben, het lelijke Finse bereiken. Daar lopen veel backpackers die snel tegen het decor van het station en de bergen selfies maken voordat de trein zijn reis voortzet. Het landschap is mooi, maar niet zo indrukwekkend als ik me op grond van eerdere reisverslagen had voorgesteld. Halverwege drinken we koffie in een gezellige berghut.

Vanaf het hoogste punt van de route wordt de omgeving ruiger, evenals de weg. Er zijn lange steile stukken omlaag over losse keien. Je moet voortdurend opletten om geen stootlek te rijden. Op een gegeven moment fietsen we door een nauwe kloof langs snelstromend water. Na een saai stuk langs een meer moeten we nog even flink in de pedalen om in Myrdal aan te komen. Daar staan weer hordes toeristen die een waterval bewonderen. Wij dalen langs die waterval in een serie grappige haarspeldbochten een paar honderd meter zeer steil af. Hierna volgt een mooie afdaling richting Flåm, waar alles op het vermaken van de passagiers van de aangemeerde cruiseboot gericht is. Nu we weer op zeeniveau zijn, beseffen we hoe makkelijk de oost-westroute was; als je de Rallarvegen van Flåm naar Finse fietst ben je pas echt een bikkel! Vanaf Flåm fietsen we nog even door naar de camping van Aurland. Daar gaan we aan het bier en scoren we een fles wijn van onze vriendelijke Nederlandse buren.

Dag 7: Aurland > Borlaug (93 km)

Vandaag starten we gelijk met een flinke beklimming: de pasweg richting Laerdal. Sinds de oplevering in 2000 van de Laerdaltunnelen – met 24,5 kilometer de langste autotunnel ter wereld – is de pasweg niet meer zo belangrijk. Met 1.300 hoogtemeters in 15,5 kilometer is de klim op papier zwaarder dan l’Alpe d’Huez. De eerste acht kilometer hebben we een mooi uitzocht op het Sognefjord. Daarna gaan we over een heuvelrug naar de oostzijde. We bereiken via enkele lange haarspelbochten de top. Nou ja, de top… het is meer een hoogvlakte waarover we voortdurend stijgen en dalen. Op de tweede ‘top’ lost een busje uit Bergen een dozijn toeristen uit de Oekraïne. Zij dalen op huurfietsen naar Laerdal af. Afdalen zonder klimmen vind ik zo onsportief dat ik ze één voor één inhaal en een paar kilometer verderop als eerste op de derde en ‘echte top’ (1.300 m) aankom.

Ondanks de vele gaten in de weg is de afdaling naar zeeniveau een pareltje. In Laerdal doen we boodschappen en stijgen we geleidelijk (500 hoogtemeters in 40 kilometer) over de ‘historische’ weg naar het oosten. Onderweg zien we in een woest kolkende beek zalmen twee meter de hoogte in springen. Hierna bereiken we de beroemde staafkerk van Borgund. Deze houten kerk is waarschijnlijk tussen 1180 en 1250 gebouwd, en heeft zijn middeleeuwse karakter volledig behouden. Van buiten ziet de kerk er karakteristiek uit – alsof er elk moment een bende woeste Vikingen uit kan stormen. Het interieur is eenvoudig, krap en vrij donker. We kamperen een paar kilometer verderop in Borlaug.

Dag 8: Borlaug > Randsverk (109 km)

We vervolgen de weg door een vrij saai dal. Bij Tyinkkrysset slaan we linksaf en klimmen naar het Tyinmeer. Vanaf hier is het landschap heel weids. In het noorden zien we de eeuwige sneeuw van Jotunheimen, met bergen die tot bijna 2.500 m hoogte reiken. Na een kilometer of twintig over een onverharde maar goed te fietsen weg nemen we in Eidsbugarden de boot naar Bygdin. Ik had me op deze boottocht verheugd, maar het monotone uitzicht stelt teleur. (Achteraf gezien hadden we beter via Øvre Årdal naar Turtagrø kunnen gaan, en dan via de [55] langs de westzijde van Jotunheimen naar het noordoosten.) Vanaf Bygdin klimmen we over de vrij drukke [51] naar het noorden. Na de ‘top’ zijn de uitzichten naar het westen fraai. Wat volgt is een brede weg door een rustig dal met veel vakantiewoningen. We zetten de tent op in Randsverk.

Dag 9: Randsverk > Nordberg (98 km)

In de eerste vijftien kilometer vanaf Randsverk moeten we nog aardig aanpoten. Pas vlak voor de aansluiting met de [15] duiken we via een lijpe afdaling het brede dal in. Die [15] blijkt een vervelend drukke weg waarop hard wordt gereden. In Lom bestellen we bij de benzinepomp de allergrootste en allerduurste hamburger. We doen boodschappen en gaan verder door het eentonige dal zonder noemenswaardige uitzichten. Na bijna 100 kilometer stoppen we in Nordberg bij een eenvoudige camping met sanitair in jaren ’70-stijl.

Dag 10: Nordberg > Valldal (95 km)

We fietsen verder westwaarts. De wind in de rug is behoorlijk sterk, waardoor we al snel het hoogste punt van de [15] bereiken. Vlak voor de Grasdaltunnelen gaan we rechts de [63] op. Het is hier mooi: aan de linkerzijde bevinden zich ruige bergwanden met daar bovenop een zich terugtrekkende gletsjer. Bij Djupvasshytta begint de tolweg naar Dalsnibba: 460 meter klimmen in vijf kilometer. Toen ik hier vijftien jaar geleden tegenop fietste, was het nog een gravelweg – nu ligt er prachtig asfalt. We zijn in vorm: zelfs met bepakking blijven we een fietstoerist zonder tassen eenvoudig voor. Bovenop de top (1.500 m) genieten we van een prachtig uitzicht op het Geirangerfjord en de bergen naar het westen en zuiden.

De afdaling is spectaculair en doet niet onder voor een afdaling van een van de grote Alpenpassen. We zien al snel twee enorme cruiseboten in het fjord liggen. Een paar kilometer voor Geiranger begint het toeristencircus, en in het plaatsje zelf is het echt vreselijk. Snel weg hier dus! Vanaf het fjord gaan we via elf pittige haarspeldbochten naar het noorden. Hier vormt het lieflijke, agrarische landschap een groot contrast met het ruige Geirangerfjord waar we zojuist waren. In Eidsdal trakteren we onszelf op gebakken eieren met spek. We steken met de ferry het Norddalfjord over en fietsen aan de overzijde langs allerlei lelijke caravanparken naar Valldal. Een kilometer of twaalf na de ferry zien we aan het einde van het dorp aan onze rechterzijde een perfecte camping.

Dag 11: Valldal > Mittet (97 km)

De [63] richting de zuidzijde van de Trollstigen gaat door een groene vallei met hoge bergen. Het lijkt hier wel Oostenrijk. De klim is vanaf deze kant is eenvoudig met alleen in de laatste paar kilometer stukjes van 6 tot 8%. Na de pashoogte (858 m) dalen we een stukje af tot aan de finish van de Trollstigen: de elf in de steile wand uitgehakte haarspeldbochten tegen het decor van de Dronning (1.568 m), de Kong (1.593 m) en de Bispe (1.475 m). Het ziet er allemaal imposant uit. De keerzijde is dat het opeens enorm druk is met talloze auto’s, campers en niet te vergeten de bussen die cruisebootpassagiers vanuit Åndalsnes ‘eventjes’ naar het uitzichtpunt brengen. Die bussen veroorzaken files en verpesten daarmee voor ons en andere fietsers de afdaling. Vanaf Åndalsnes fietsen we nog 46 km over een grotendeels vlakke weg voordat we de camping in Mittet bereiken.

Dag 12: Mittet > Ålvund (117 km)

Vanaf de fijne camping fietsen we langs het Langfjorden naar het oosten. De [660] gaat bij Vistdal opeens landinwaarts. We klimmen zo’n 500 meter (7 tot 10%) en gaan aan de andere kant net zo hard weer naar beneden naar het Eresfjorden. Helaas past de naar verluidt prachtige route via Eikesdalen niet in ons tijdschema. Na een lunch in Eidsvag gaan we over de [62] naar het Sundalsfjorden. Bij Øksendalsøra is er een lange tunnel. Wij nemen de alternatieve weg langs de kust, die niet meer wordt onderhouden en waarvan het op zich prima asfalt al flink overwoekerd is. We klimmen 250 meter tot aan een zendmast en dalen door de stromende regen af naar de trieste industriestad Sunndalsøra. Als een stel clochards eten we onder het afdak van de lokale bank. Na een paar tunnels en een korte klim komen we in Ålvund aan, waar we de tent op een mooi plekje aan het fjord zetten.

Dag 13: Ålvund > Viggja (117 km)

In Rykkjem nemen we de ferry naar Kvanne. Op de [670] is er weinig verkeer en hoeven we nauwelijks te klimmen. Rechts voor ons ligt het gebied Trollheimen: het ‘huis van de trollen’. Tot onze grote teleurstelling zien we er vandaag geen. Vanaf Surnadal loopt parallel aan de [65] de oude weg, die nergens lastig is. Na Rindal slaan we linksaf en gaan we door een afwisselend landschap over smalle wegen richting Hoston. De boeren zijn hier net als elders druk in de weer met het hooi; overal liggen de karakteristieke witte rollen in de weilanden. We klimmen een paar honderd meter en dalen dan af naar het Hostovatnet. Bij dit meer slaan we linksaf en rijden over smalle tractorpaadjes met klimmetjes tot 15% naar de [E39]. Vanaf Orkanger volgen we de verkeersluwe B-weg naar de camping in Viggja.

Dag 14: Viggja > Malvik (60 km)

We vervolgen de rustige weg langs het Orkdalsfjord. Ondanks de vele dorpjes is er nergens een supermarkt te bekennen. Vanaf Buvika wordt het opeens een stuk drukker en begint het ook nog eens flink te regenen. Voor fietsers is de weg naar het centrum van Trondheim goed aangegeven. Opeens staan we oog in oog met de Nidaros-domkerk. Ik tel meer dan 120 beelden op de voorgevel. De kathedraal is in 1152 geopend en wordt beschouwd als de belangrijkste kerk van Noorwegen. In de Middeleeuwen werden de Noorse koningen hier gekroond. De stad trekt tegenwoordig maar liefst 30.000 studenten; velen van hen verplaatsen zich per fiets.

Aan de oostzijde van het centrum van Trondheim zijn leuke straatjes met in vrolijke kleuren geschilderde houten huizen. Via de brug over de Nidelva en de steile Brubakken, waar zowaar een fietslift is, gaan we naar het Kristianstenfort, dat een mooi uitzicht over het stadscentrum biedt. Weer beneden verorberen we hamburgers en bier. Het is daarna even zoeken naar een bouwmarkt waar ze isolatieschuim, bubbelplastic en tape verkopen voor het fietstransport terug naar Schiphol. Bubbelplastic verkopen ze helaas niet, maar gelukkig vinden we een paar kilometer verderop langs het fietspad een groot stuk isolatieschuim dat we goed kunnen gebruiken. We overnachten op de prima camping bij Malvik.

Dag 15: Malvik > Vaernes (16 km)

Vanaf de camping is het nog maar een klein stukje tot aan de compacte luchthaven. We worden aan de incheckbalie snel en adequaat geholpen. Voorafgaand aan de vakantie kreeg ik van KLM tegenstrijdige berichten over de wijze van verpakken van de fietsen: in een doos of in een fietshoes? Eenmaal hier maakt het ze helemaal niks uit. In het systeem staat zelfs dat we niet voor de fietsen hoeven te betalen, iets waarover ik begrijpelijkerwijze niet in discussie ga. Na twee uur wachten vliegen we naar Nederland terug. De fietsen komen onbeschadigd aan. We kijken tevreden terug op een mooie en onverwacht zonnige fietsreis door Zuidwest-Noorwegen.