Categorieën
2019 Kirgizië

Pech in Kirgizië

In juli willen Rudi en ik een maand lang in Kirgizië gaan fietsen. De weg voert vanuit de hoofdstad door een heet dal over een verwaarloosde pas, door een sprookjesachtig mooie vallei, en over een hoogvlakte en kloof naar een pas. In de afdaling naar Son-Kul komt Rudi ongelukkig ten val, en is het einde oefening. We leggen in vijf dagen 245 kilometer af en klimmen 5.300 meter.

Vooraf: Vliegreis > Bijkomen in Bishkek

Na een voorspoedige vlucht met overstap op de gloednieuwe luchthaven van Istanbul landen we ‘s morgens vroeg in Bishkek. Terwijl we bij de uitgang op de hoteltaxi staan te wachten, dringen veel andere taxichauffeurs zich aan ons op. Omdat de hoteltaxi niet komt, gaan we maar voor een overpriced fee met een andere taxi in zee. Die brengt ons met hoge snelheid en Modern Talking op de speakers naar het stadscentrum. Onze chauffeur moet nog wel even naar de juiste locatie zoeken, want men hanteert in de hoofdstad een onnavolgbaar adressysteem.

Na een halve dag bijslapen verkennen we de hete (38 °C) hoofdstad. Met bijna 1 miljoen inwoners is Bishkek met afstand de grootste stad van het land. In het centrum zijn enkele grote boulevards, met brede stoepen, monumenten, standbeelden, een oude MiG straaljager, modernistische sovjetarchitectuur en parken. Maar daarbuiten is het grauw en zijn auto’s er de baas. De moslimbevolking lijkt tolerant met het geloof om te gaan: alcohol is overal verkrijgbaar en relatief bloot gekleed gaan is normaal. We halen gastankjes, doen boodschappen, pinnen geld en kopen een simkaart van 20gb.

Dag 1: Bishkek > Datsi Kegeti (79 km)

We vertrekken vanuit het laaggelegen Bishkek (850 m) oostwaarts. Het eerste stuk gaat deels over de grote doorgaande weg, en deels over parallel gelegen plattelandsweggetjes. Overal waar we vandaag (en de komende dagen) langskomen zijn de mensen vriendelijk, en de kinderen roepen “Hello!” naar ons. Honden blaffen zo nu en dan, maar worden nooit vervelend, zoals in Peru. Vanaf het stadje Kant fietsen we kilometers lang over rechte stukken weg door de brede vallei naar de bergen in het zuidoosten.

Het is 36 °C in de schaduw, maar schaduw is er nauwelijks, en de zon schijnt bijna de hele dag. We drinken erg veel water. Bij het ingang van het dal van de Kegety-rivier vullen we onze watervoorraad bij imkers aan, en ze geven ons flesjes lekkere honingwater mee. Daar loopt ook een oudere, nogal excentrieke man in een apart tenue rond. Hij roept de hele tijd “Allah Akbar” en wil graag met ons op de foto. Na dit intermezzo gaan we verder over een onverharde weg.

Een kampeerstek zoeken in de Kegety-vallei is lastig. Op de beste plekken stikt het van de Kirgiziërs die een dagje uit zijn. Dus we fietsen steeds een stukje verder. Uiteindelijk vinden we vlak na een waterval een mooi vlak plekje naast de Kegety. Helaas is onze bergweide bezaaid met plastic bordjes, wodkaflessen, plastic flessen, tassen et cetera. Waarom nemen de dagjesmensen hun afval niet in de auto mee terug?

Dag 2: Datsi Kegeti > Kegeti Pasweg (18 km)

Vandaag zijn we vroeg wakker, en na spaghetti met bamikruiden als ontbijt gaan we om 8.30 uur op weg. Het is dan al lekker warm. De weg is meestal redelijk van kwaliteit en niet al te steil (8%), al moeten we soms even lopen door stukjes droge rivierbedding, bij steenslag of als het opeens wat steiler wordt.

We fietsen een tijdje achter een grote kudde schapen die ons de weg verspert. Dan komt er een local in een jeep aanrijden die zich al toeterend door de kudde baant, en daar maken wij natuurlijk dankbaar gebruik van door er achteraan te rijden. Naast schapen komen we ook kuddes paarden en koeien tegen. Ze hebben steeds twee drijvers –één voor en één achter op een paard– en enkele honden.

Helaas voel ik me niet fit: ik heb al vier dagen keelpijn, heb snel last van mijn buik, voel krampen in mijn buik opkomen en heb weinig fut. We stoppen daarom al om 15.00 uur om op 3.200 m hoogte te kamperen. We staan naast de weg aan de bergbeek, met een fraai uitzicht op de bergen, en we kunnen in de verte zelfs het hoofddal zien. We zien nog een enkeling in een jeep naar beneden komen, maar daarna blijft het rustig.

Dag 3: Kegeti pasweg > Ak-Uchuk (64 km)

We fietsen de laatste 600 hoogtemeters naar de pashoogte door een prachtig alpien berglandschap. In de tijd dat de Russen hier nog de baas waren, was het een goed onderhouden doorgaande weg. Maar tegenwoordig schijnt de andere zijde nauwelijks begaanbaar te zijn, en al helemaal niet met een auto. Een Nederlandse fietser die er nog recent was vertelde me dat we er alleen op een mountainbike vanaf zouden kunnen. Toch gaan we het proberen!

Pas honderd meter onder de pashoogte wordt de weg erg slecht. Vlak voor de allerlaatste bocht belemmeren een landslide en sneeuw de weg. We doen de tassen van de fietsen en lopen een paar keer heen en weer over de sneeuw. We hadden ons net nog tegen de felle zon ingesmeerd, maar nu begint het te regenen en daalt de temperatuur naar 5 °C. Regenpak aan dus.

Bovenop de Kegety-pas (3.769 m) genieten we ondanks de regen en koude wind van een mooi uitzicht op de besneeuwde bergen en groene heuvels aan de overkant van het dal. De weg aan de zuidzijde van de pas is door vele landslides deels onbegaanbaar, maar er zijn genoeg afstekers om met de fiets naar beneden te komen. Na ongeveer 75 minuten lopen (en af en toe fietsen) bereiken we de brug over de Kochkor rivier.

De afdaling gaat zuidoostwaarts door een sprookjesachtig mooie vallei, waar de Kochkor in het begin met flink verval doorheen raast, en daarna lieflijk doorheen meandert. Af en toe zien we vissers met witte hoeden op. Verderop in het steeds bredere dal lopen aan weerszijden van de rivier irrigatiekanalen, en is er veeteelt en akkerbouw. Bij een dorpje doen we boodschappen en fietsen we een stukje met een groep enthousiaste kinderen op.

Wildkamperen is in deze bewoonde vallei niet zo’n goed idee. Daarom gaan we op zoek naar onderdak. Maar we hebben geen internet, want mijn simkaart is nu al op – blijkbaar ben ik in Bishkek opgelicht. Uiteindelijk vinden we –achter een muur verstopt– Guesthouse Highway Mirbek. De gastvrouw is supervriendelijk, serveert ons gelijk thee, brood, koekjes en snoepjes, en ’s avonds een flinke maaltijd. We kijken op tv naar een optreden van een Centraal-Aziatische zanggroep.

Dag 4: Ak-Uchuk > Davlet-Arik (67 km)

Na een goed verzorgd ontbijt gaan we op weg naar het westen. De omgeving is best aardig, met grappig gevormde molshoopheuvels met daarboven groene almen en daar weer achter besneeuwde toppen. De weg loopt enkele tientallen kilometers lang heel geleidelijk omhoog. In het begin gaat het makkelijk vanwege het asfalt en de rugwind. Maar vanaf halverwege de klim ligt er zand over de weg, omdat ze ‘m opnieuw gaan asfalteren.

Op de pashoogte (2.665 m) eten we vis uit Son Kul en drinken we wat thee in een oude kar. De afdaling gaat rap door een nauwere vallei met diverse joerts, die er niet al te jofel uitzien. Ik zie hoe een jong paard wordt afgericht. Een jongen houdt het aan een touw vast, terwijl zijn vader zittende op een groot paard agressief op het arme paard komt ingereden. Het valt en spartelt, maar staat vlug op en vervolgens helemaal stil. Knap hoor!

We halen in Davlet-Arik wat frisdrank en halen bij de laatste blauwe dorpspomp bijna 10 liter water: voldoende voor het fietsen vanmiddag en morgenvroeg, twee maaltijden, bouillon en een paar keer koffie. We verdelen het gewicht en klimmen kilometers lang in de brandende zon over het brede plateau zuidwaarts. We kamperen op een idyllische plek met 270 graden uitzicht op markante bergen.

Dag 5: Davlet-Arik > Son-Kul (17 km)

Vandaag fietsen we naar Son Kul, het hooggelegen 287 km2 grote zoetwatermeer. Son Kul is de trots van Kirgizië, en in de zomer een populaire kampeerplaats voor de eigen bevolking en buitenlandse toeristen. Het meer ligt tussen hoge bergen ingeklemd, en is voor auto’s vanuit vijf richtingen via bergpassen te bereiken. Wij nemen de relatief onbekende westelijke route, over de Pereval Chil’bel’ pasweg, die alleen voor jeeps toegankelijk is. Deze klim is gemiddeld 7,1%.

We beginnen al vroeg, want we fietsen door een kloof en zodra daar de zon in gaat schijnen wordt het een oven. Het is echt supermooi fietsen langs het steeds smaller wordende stroompje en tussen de hoge bergen. Het eerste stuk is nog vrij makkelijk, maar tussen kilometer 8 en 12 moeten we over slecht wegdek meer dan 11% gemiddeld klimmen. Toch lukt het ons om rond het middaguur boven aan te komen.

Nadat we op de pashoogte (3.250 m) van het weidse uitzicht hebben genoten. beginnen we aan de afdaling naar Son Kul. Rudi daalt over onverharde wegen altijd veel voorzichtiger af dan ik, en al snel zie ik hem niet meer als ik over mijn schouder kijk. Bij een voorde wacht ik op hem. Eerst denk ik dat hij foto’s van de kudde schapen op de heuvel naast ons aan het maken is. Maar na vijf minuten wachten ga ik toch maar terug voor het geval hij materiaalpech heeft.

Een kilometer terug zie ik Rudi langs de kant zitten. Wat blijkt? Rudi heeft met zijn rechter voortas de hoge berm (waar hij nu op zit) geraakt, waardoor zijn stuur blokkeerde, de fiets in een modderpoel in het midden van de jeep track in stuurde, en hij over het stuur viel. Hij heeft enorme pijn aan zijn lies en kan nauwelijks staan – laat staan lopen of fietsen. Rudi moet zo snel mogelijk voor controle naar het ziekenhuis in de dichtstbijzijnde grotere stad (Naryn).

Terwijl we onze opties overwegen komt een schaapsherder op zijn paard de heuvel af om te kijken wat er toch met ons aan de hand is. Communiceren is lastig omdat wij geen Russisch spreken en hij geen Engels. Hij wijst naar de heuvelkam waarover op dat moment net een jeep rijdt: blijkbaar is dát de doorgaande weg, en zijn wij letterlijk op een zijspoor aanbeland; de kans is dus klein dat we vanaf deze plek kunnen liften.

En dan hebben we geluk bij een ongeluk: er komt een busje langs! De chauffeur moet eind van de middag eigenlijk een groepje Franse toeristen van Son Kul oppikken, maar tegen fikse betaling is hij bereid om ons eerst naar Naryn te brengen. Na een onnodige en bonkige shortcut door de drassige bergweiden rijdt hij via de vele haarspeldbochten van de indrukwekkende Moldo Ashuu pasweg zuidwaarts. Vanaf Ak-Tal volgen we de Naryn River stroomopwaarts naar de gelijknamige plaats.

Nadat we hebben gepind en afgerekend zet de chauffeur ons bij het taxistation af. Daar krijgt hij van zijn baas op zijn kop omdat hij de Franse toeristen heeft laten wachten. Iemand anders op het plein belt een ziekenwagen, maar die stuur ik onverrichter zake terug. Prioriteit heeft nu het vinden van een hotel met werkende wifi en een Engelstalige receptie, zodat we dingen kunnen gaan regelen. En dat wordt Hotel Khan Tengri aan de oostzijde van de stad.

Dag 6: Naryn

Rudi heeft vandaag veel meer pijn dan gisteren. Het is dus maar goed dat we zo snel mogelijk van de berg af zijn gekomen. Het doel van vandaag is het regelen van twee doktersverklaringen: één met de diagnose, en de ander waarop staat dat Rudi naar Nederland mag vliegen. Pas nadat we deze verklaringen hebben gemaild kan de reisverzekering de retourvlucht gaan regelen. Daarnaast zullen we pijnstillers en krukken moeten regelen.

Met dank aan Nargiza van de hotelreceptie komt een ziekenwagen ons ophalen. Om Rudi op de brancard uit de hotelkamer te krijgen, moeten we hem heel schuin houden. “Au!” De oude ambulance is ongeveerd; bij elke hobbel in de weg krijgt Rudi een pijnscheut. “Au!” Het Naryn Trauma Hospital is met haar smalle deuren, gangen en trapjes niet op het lopen met brancards ingericht. “Au!” Maar goed, we bereiken uiteindelijk de ruimte met de röntgenapparatuur.

Niemand van het medisch personeel spreekt Engels, al kunnen we essentiële woorden als “doctor”, “kassa” en “dollar” verstaan. Gelukkig krijgen we de komende uren hulp van Bakyt, die met zijn vrouw en zieke dochter het ziekenhuis bezoekt. Na het bekijken van de onscherpe röntgenfoto’s twijfelt de arts: is er (vanwege de smak op de stuurpen) een breuk in het bekken? Zij adviseert Rudi opname in het lokale ziekenhuis gedurende een maand à 50 dollar per dag. Geen goed plan!

We gaan met de doktersverklaring naar de kassa (“касса”) en rekenen af. Ondertussen wordt de brancard teruggevorderd, want het ziekenhuis heeft er blijkbaar maar één. Ondertussen wordt de brancard teruggevorderd, want het ziekenhuis heeft er blijkbaar maar één. Hierna regelen we bij een andere arts een reisverklaring. Ook halen we zware pijnstillers, en bij een van de vele apotheken in de stad vind ik fijne schouderkrukken. Bakyt rijdt ons in zijn goed-geveerde auto naar het hotel. Hij wil absoluut geen vergoeding voor zijn hulp – hij is christen en wil mensen in nood met alle plezier helpen. Wauw!

Na afloop: Taxi > Vliegreis > Herstel

Het duurt een tijd voordat de verzekering een vertaler heeft gevonden die de kriegelig geschreven verklaringen kan ontcijferen. Pas daarna gaan ze de retourvlucht boeken. Om de tijd te doden kijkt Rudi Netflix-series. Ik regel een taxi naar Bishkek. Adilet rijdt ons, de fietsen, en de fietstassen naar de hoofdstad. Receptioniste Nargyza gaat ook mee om wat boodschappen te doen. Het is achter in de auto krap maar wel gezellig.

De vlucht naar Istanbul verloopt prima, maar vanwege de slecht gecoördineerde hulp op de nieuwe luchthaven missen we de aansluitende vlucht naar Amsterdam. Eenmaal thuis zal Rudi enkele weken bij zijn ouders bivakkeren. Hij heeft geen botbreuk, maar ‘slechts’ een beschadigde aanhechting aan zijn lies, en door het vele zitten heeft hij last van trombose. Zijn herstel verloopt gelukkig voorspoedig: twee maanden na het ongeluk kan Rudi zelfs weer op fietsvakantie!

Statistieken

– Dag 1: Bishkek > Datsi Kegeti (79 km; 1.250 hoogtemeters)
– Dag 2: Datsi Kegeti > Kegeti Pasweg (18 km; 1.400 hm)
– Dag 3: Kegeti pasweg > Ak-Uchuk (64 km; 700 hm)
– Dag 4: Ak-Uchuk > Davlet-Arik (67 km; 950 hm)
– Dag 5: Davlet-Arik > Son-Kul (17 km; 1.000 hm)

Categorieën
2019 Duitsland Nederland

Van Osnabrück naar Venlo

In de nazomer fiets ik vier dagen in Duitsland. De tocht loopt vanaf Osnabrück over en parallel aan de lang gestrekte heuvelrug van het Teutoburger Wald naar het zuidoosten, om na Paderborn het Ruhrgebiet van oost naar west te doorkruisen. Het is een zeer afwisselende tocht, met veel natuur uiteraard ook stadsjungle, en tussen Dortmund en Duisburg regelmatig markante industriële bouwwerken in het vizier. Ik leg 450 kilometer af en stijg daarbij bijna 4.500 meter.

Dag 1: Osnabrück > Kempen (114 km)

Vanmorgen ga ik al heel vroeg met de trein naar Deventer, en vanaf daar naar Osnabrück. Opgewekt rij ik bij het Hauptbahnhof weg. Ik voel en hoor gelijk een irritant ratelgeluid in de aandrijving (op het moment zelf verdenk ik het voorblad, maar bij thuiskomst blijkt het euvel een versleten achterblad), met als gevolg dat ik vier dagen lang met een ratelende fiets opgescheept zit. Maar ja, met een fiets met Rohloff-naaf ben ik wel aan irritante bijgeluiden gewend.

De eerste helft van de route is erg afwisselend. Ik rij vaak over smalle asfaltwegen en pak af en toe stukjes gravelwegen en bospaden mee. Er zijn veel klimmetjes, maar deze zijn niet lang (ik blijf tussen de 125 en 225 m) of steil. Het is bekend terrein: ik ben al drie keer met de Tecklenburger Rundfahrt hier in de omgeving geweest, en herken een fraai gelegen bospad van een voorbereidingsritje op de TBR van afgelopen voorjaar.

Halverwege de dag wil ik kijken wat er waar is van de Bielefeldverschwörung: een komplottheorie die claimt dat de naar verluidt nabijgelegen stad Bielefeld niet bestaat (https://en.wikipedia.org/wiki/Bielefeld_Conspiracy). En verrek: ook al fiets ik er speciaal voor een saaie weg de heuvelrug over, het lukt me niet om ook maar één glimp van Bielefeld op te vangen. Ik neem me voor om komplottheorieën vanaf nu serieus!

Tot slot fiets ik ten noorden van Paderborn vijftien kilometer lang over kasseistroken door een bos- en heidegebied – een oefenlocatie van het leger. Na een calorierijk intermezzo in Schlangen klim ik 250 meter naar het hoogste punt van de dag en bereik ik Camping Eggewald. Dit is een prima plek: niet te groot en mooi gelegen, en in de oude stallen is een museum gevestigd waar men een oude tractor en landbouwmachines kan bewonderen.

Dag 2: Kempen > Allagen (103 km)

Nadat ik een foto van de hout zagende campingbaas heb genomen, ga ik op weg. Het eerste stuk fiets ik over paden en gravelwegen door het bos, gevolgd door een paar kilometer over de grote weg. In Neuenbeken sla ik linksaf, ga onder het spoor door en begin aan enkele klimmen (en afdalingen) over smalle geasfalteerde wegen door een windmolengebied. Rechts achter mij kan ik de lang gestrekte heuvelrug van het Teutoburger Wald goed zien.

Vanaf Grundsteinheim rij ik een heel stuk onverhard door het verlaten bos van het Sauertal. Af en toe is de weg wat slechter en overwoekerd, maar ik kan blijven fietsen. En dát ondanks dat ik vlak voor deze reis slicks (Schwalbe Supreme) heb gemonteerd. Deze cosy socks banden filteren oneffenheden bijzonder goed weg en komen vooral tot hun recht op asfalt en droge gravelwegen. Slechts eenmaal, in dit Sauertal, ga ik bijna onderuit op een stukje kleiachtige modder.

Na 35 kilometer pauzeer ik in Atteln bij de Rewe. Deze supermarktketen heeft een voor vakantiefietsers uiterst aantrekkelijke formule: de bakker en koffiemachine bevinden zich steevast vóór in de zaak, met zitgelegenheid, zodat je even kunt uitrusten en toch je fiets(tassen) in de gaten kunt houden. En de Rewe komt op het juiste moment: de energie van de pasta pesto van vanmorgen vroeg is nu wel uitgewerkt, en ik moet nog bijna 70 kilometer op en af.

Vanuit het stadje snij ik over een steil en slecht pad af naar de hoofdweg, die ik al snel verlaat voor een etappe door een tweede windmolengebied. Via het pittoreske Fürstenberg klim ik over een brede weg naar de Albachstausee, en vervolgens door het bos naar het derde windmolengebied van de dag. Over kleine wegen fiets ik naar de grotere plaats Brilon, scoor een Fanta voor wat extra energie, en rij langs de grote weg verder naar Altenbühren.

Het hoogste punt van de dag is de Warsteiner Kopf in het Arnsberger Wald. In dit gebied rij ik, veelal over gravelwegen, een uur lang tussen de 480 en 560 m. In de afdaling kom ik langs de enorme Warsteiner Brauerei. Via Hirschberg bereik ik uiteindelijk de camping, waar ik mijn tent naast de speelplaats opzet. Er loopt een heel schattig wit fluffy hondje rond dat ik het liefst mee naar huis zou willen smokkelen.

Dag 3: Allagen > Werden (124 km)

Vandaag staan er veel minder heuvels op het programma. Ik ga namelijk naar het Ruhrgebiet. Na een korte afdaling naar de Möhnesee fiets ik een hele tijd langs dit water. Ik zie veel ebikers, waaronder regelmatig vadsige mannen van 30 à 40 jaar oud op eMTBs. Na een doorsteek naar de Hevesee klim ik in het bos over gravelwegen. Ik daal af naar Neheim waar ik de Ruhr bereik. Na de klim aan de overzijde van het dal wordt het dal landschap veel weidser.

Met zo’n 60 kilometer in de benen fiets ik ten zuidoosten van Dortmund het Ruhrgebiet geruisloos in. Vanaf Haus Rodenberg in Stadtbezirk Do-Aplerbeck, waar wordt getrouwd, volg ik een tijdje de Emscher Radweg. Na een appelflap en koffie bij de Rewe zie ik vanaf het gladde fietspad bij de Phönixsee in de verte de Hochofen en Gasometer van de Hörder Bergwerks- und Hütten-Verein (https://de.wikipedia.org/wiki/H%C3%B6rder_Bergwerks-_und_H%C3%BCtten-Verein).

Via autoluwe wegen en fietspaden, soms door stukjes bos, arriveer ik bij de enorme campus van de Technische Universität Dortmund, waar ik onder de H-Bahn (onbemande monorail) door fiets. Zo’n tien kilometer verderop bereik ik in Do-Bövinghausen het kolenmijn- en industriecomplex Zeche Zollern (https://en.wikipedia.org/wiki/Zollern_II/IV_Colliery). Het ziet er hier prachtig en indrukwekkend uit, maar helaas heb ik geen tijd voor een bezichtiging.

Ik ben blij dat ik de route vooraf goed heb uitgedokterd, want soms raak ik in deze ongeorganiseerde aandoende stadsjungle van autowegen, spoorwegen, fietspaden en bos gedesoriënteerd. En dan, als verrassing, beland ik in Bochum opeens bij een mooi park met lommerrijke lanen en statige huizen. Hier bevindt zich het Deutsches Bergbau-Museum (https://en.wikipedia.org/wiki/German_Mining_Museum), het grootste mijnbouwmuseum ter wereld. Hierna fiets ik lang over een fietspad over een voormalige spoorlijn.

In Dahlhausen steek ik via de smalle Schwimmbrücke de Ruhr over. Aan de andere kant heb ik bovenaan de klim een fraai, weids uitzicht op het Ruhrgebiet. Weer beneden fiets ik een tijdje met een jongedame op een fitnessbike langs de Baldeneysee. Zij vertelt over de familie Krupp, die aan de overzijde naast Villa Hügel (https://en.wikipedia.org/wiki/Villa_H%C3%BCgel) een eigen station liet bouwen, zodat de keizer op de koffie kon komen. Ik eindig deze superleuke fietsdag op een wat massale camping aan het water.

Dag 4: Werden > Venlo (107 km)

Deze dag bestaat uit twee delen: in de ochtend rij ik kriskras door het Rurhgebiet, en vanmiddag volgt het laatste stuk naar Venlo. Maar zover is het nu nog niet. Eerst klim ik onderlangs Villa Hügel naar Essen. Ik fiets onder het Hauptbahnhof door naar het grote stadscentrum van Essen, en vanaf daar naar het enorm grote Zeche Zollverein (https://en.wikipedia.org/wiki/Zollverein_Coal_Mine_Industrial_Complex), sinds 2001 Unesco Werelderfgoed. En dan te bedenken dat het hier vroeger wemelde van dit soort kolenmijnen en industriecomplexen.

Hierna ga ik verder naar het voormalige Zeche Nordstern (https://en.wikipedia.org/wiki/Nordsternpark) in Gelsenkirchen, dat aan het Rhein-Herne-Kanal is gelegen. In de omgeving van het Nordsternpark staan diverse interessante objecten, waaronder een enorme, blote Herkules von Gelsenkirchen (https://de.wikipedia.org/wiki/Herkules_von_Gelsenkirchen) die markant bovenop een mijntoren staat. Ik zou hier wel langer willen blijven, maar ik moet verder!

Het volgende ‘hoogtepunt’ van mijn fietstrip is de Tetraeder (https://en.wikipedia.org/wiki/Tetrahedron_in_Bottrop), een bovenop een sintelafvalberg in Bottrop gelegen piramide-achtige uitkijktoren, die gebaseerd is op een wiskundig viervlak. Dit is wat mij betreft het beste uitzichtpunt van het hele Ruhrgebiet. Ik fiets verder tussen het kanaal en de Emscher in, zie aan mijn linkerzijde de Gasometer van Oberhausen, en bereik het Landschaftspark Duisburg-Nord (https://en.wikipedia.org/wiki/Landschaftspark_Duisburg-Nord) waar zich een voormalig hoogovencomplex bevindt.

Enkele kilometers verderop kom ik bij de Rijn aan. Voordat ik deze oversteek, fiets ik eerst langs de Innenhafen van Duisburg en daarna door het centrum van deze lelijke stad. Ik bereik via de Brücke Der Solidarität de westoever van de Rijn en maak de resterende 45 kilometers naar Nederland vol. Het enige lichtpuntje van dit laatste supersaaie stukje naar Venlo is een ijsje van het benzinestation in Neukirchen.

Statistieken

– Dag 1: Osnabrück > Kempen (114 km; 1.525 hoogtemeters)

– Dag 2: Kempen > Allagen (103 km; 1.532 hm)

– Dag 3: Allagen > Werden (124 km; 878 hm)

– Dag 4: Werden > Venlo (107 km; 506 hm)

Categorieën
2019 België Duitsland Luxemburg Nederland

De Ardennen #1

Ter compensatie van de vroegtijdig afgebroken Kirgizië-trip fiets ik in augustus door de Ardennen. De tocht gaat van Maastricht naar de Franse grens, van Sedan naar Luxemburg-Stad, en via de Hoge Venen terug naar Nederland. Het landschap is afwisselend, het wegdek voornamelijk asfalt en de temperatuur erg hoog. In zes dagen leg ik ruim 600 kilometer af en stijg daarbij 7.200 meter. (Helaas zijn de meeste foto’s kwijtgeraakt.)

Dag 1: Maastricht > Barveaux (91 km)

Al vroeg kom ik met de trein in Maastricht aan. Ik fiets via de Sint-Servaasbrug, het Onze Lieve Vrouweplein en de Sint Pieterstraat richting de Sint Pietersberg. Na het uitzichtpunt bij de ENCI-mergelgroeve ga ik verder zuidwaarts langs de Maas en het Albertkanaal. Daarbij fiets ik een tijdje op met twee sympathieke psychologiestudenten. De route door Luik gaat soepel: deze staat overal goed aangegeven, en de stukjes fietspad onderlangs de kade zijn leuk.

Na Luik volg ik een tijd de Ourthe. Soms is de fietsroute ingeklemd tussen rivier en spoor. Meestal is het wegdek prima; slechts eenmaal moet ik over een stenig pad klunen. Omdat alleen maar langs de rivier fietsen saai en niet echt uitdagend is, fiets ik ook enkele onnodige klimmetjes. Uiteindelijk bereik ik een met Hollanders gevulde gezinscamping aan de Ourthe. Voor het eerst sinds mijn eerste fietsvakantie (in 2000) heb ik een stoeltje meegenomen.

Dag 2: Barveaux > Poupehan (107 km)

Ik snij vanaf Barvaux een stuk van de Ourthe af en kruis bij Hotton weer over de inmiddels smalle rivier. Na enkele stukjes jeep track en wandelpad volgen saaiere wegen, door flink bebost landschap en nauwelijks nog door rivierdalen. Dit is een van de hoger gelegen gedeelten van de Ardennen, met klimmetjes tot ca. 400 meter. Het is hier tevens ‘zomerkamp-land’: overal zie ik groepen pubers lopen en zelfs fietsen – en dat in deze hitte!

Bij Rochehaut bereik ik de Semois (fraai uitzicht!) en volgt een aardige afdaling naar Poupehan. Ik beland op een te dure familiecamping: ik betaal maar liefst 24 euro voor een flutplek bij het toiletgebouw. Daar verdedig ik mijn armzalige stekkie met allerlei attributen tegen het aso-campingvolk dat tergend dicht langs de tentharingen loopt. Maar het kan erger: op de buurcamping blèren tokkies tot diep in de avond mee met Hollandse muziek.

Dag 3: Poupehan > Arlon (102 km)

Vanaf de Semois klim ik gelijk van 200 naar zo’n 450 meter. In Corbion ontbijt ik op de stoep van de supermarkt. Vlak na dit dorp passeer ik de grens met Frankrijk, sla van de grote weg af, en rijd over prima gravelwegen door het bos zuidwaarts. Via gehuchten met namen als Olly en Illy daal ik verder af naar Sedan in het Maasdal. Het landschap is aan deze kant van de grens veel mooier en meer open dan aan de Belgische zijde. Ook is de wegkwaliteit navenant beter.

In Sedan bevindt zich één van de grootste vestingen van Europa: het Château de Sedan. In de recente militaire geschiedenis (1870, 1914, 1940) speelde de stad een strategische rol. Ik rij een paar blokjes door de statige straten van het centrum en fiets vervolgens de stad uit via een prima aangelegde fietsroute langs de Maas en vervolgens de Chiers – een uitstekende voorbereiding van het e-biken langs de Donau, later als ik oud ben.

Bij Tétaigne steek ik de rivier over en klim ik geleidelijk over kleine wegen en door kleine dorpjes. Na Matton-et-Clémency volgt een fraai stukje over een smalle weg en daarna een jeep track door een bos naar de Belgische grens. In Chassepierre rijd ik een tijdje parallel aan de N83 oostwaarts. Mijn geplande route is soms geblokkeerd doordat hele stukken bos zijn afgesloten vanwege het jachtseizoen. Daardoor rijd ik onnodig over saaiere wegen om.

Bij Étalle neem ik in plaats van de N83 een kaarsrechte romeinse weg, die op een gegeven moment best wel hobbelig en stoffig wordt. Vlak voor Arlon kruis ik de Semois: vanmorgen vroeg bij de camping was dit nog een brede rivier, maar in de bovenloop resteert slechts een nietig stroompje. In Arlon-Noord beland ik op een passantencamping aan de N4, met een prima restaurantje en een vriendelijke receptie.

Dag 4: Arlon > Vianden (100 km)

Via de achterzijde van de camping fiets ik over een nauwelijks zichtbaar paadje naar Bonnert, en vanaf daar via smalle asfaltwegen en een bospad door de lieflijke Vallée des Trois Moulins richting de grens. Vanaf Eischen neem ik de ‘piste cyclable de l’Attert’ zuidoostwaarts. In Luxemburg heeft men diverse oude spoorlijnen omgetoverd in fietsroutes met prima wegdek, waardoor je eenvoudig grotere afstanden kunt overbruggen.

Na Steinfort opent het landschap zich en rij ik via dorpjes als Garnich en Holzem over fietsvriendelijke wegen naar Luxemburg-Stad. Daar ga ik door de autoloze Vallée de la Pétrusse, een kloof die tussen de oude vesting (het ‘Gibraltar van het Noorden’) en de wijken aan de zuidzijde ligt. Ik fiets onder de Pont Adolphe door (in 1908 de grootste stenen boogbrug ter wereld), klim naar de Rocher du Bock, en daal weer af naar de Alzette.

Vanaf Dommeldange klim ik gestaag naar 400 meter hoogte over een fietsroute die grotendeels over het tracé van de oude spoorlijn naar Echternach loopt. Bij Hemstal sla ik af naar Hersberg. Hier daal ik door het bos langs de Härdbaach af over een goed te fietsen wandelpad. In dit lieflijke dal bevindt zich de Kuelscheier: een donkere, smalle rotstunnel van ongeveer 100 meter lang waar je doorheen kunt wandelen.

Na een stukje over de gewone asfaltweg ga ik in het dal van de Hallerbaach weer off-piste. Ditmaal is het pad zo lastig dat ik af en toe moet afstappen. Maar dat geeft niet, want het is hier prachtig! In het toeristische Beaufort bereik ik de grote weg weer en kom ik na een korte afdaling 200 meter lager uit in Reisdorf aan de Sûre. In Wallendorf sla ik linksaf en fiets ik het laatste stuk langs de Duitse zijde van de Our over een mooi weggetje naar de camping in Vianden.

Dag 5: Vianden > Troisvierges (83 km)

Vanaf de camping klim ik over een mooie piste cycable naar Fouhren, en vanaf daar verder naar Brandenbourg. Hier bevindt zich de prachtig gelegen ruïne van het gelijknamige kasteel. Ik scoor een appelflap en koffie in Diekirch. Een stukje verderop kom ik vlak voor Ettelbruck bij het Patton Monument: een beeld van generaal George S. Patton Jr. Hij bedenkt hier met een verrekijker in zijn handen vast weer een geniale tactiek om de Duitsers (“those lousy Hun bastards”) op te jagen.

Vanaf Warken fiets ik weer noordwaarts door een mooie, stille vallei. In Welscheid klim ik in enkele haarspeldbochten naar een plateau, gevolgd door een grandioze afdaling over een autoluwe weg naar de vallei van de Sûre. Hierna volgt een ietwat vervelende klim naar een volgend plateau, met daarna een afdaling naar de vallei van de Clerve. De piste cycable langs de meanderende rivier tot aan Wilwerwiltz is echt prachtig!

In Clervaux bevindt zich de Benedictijnenabdij van St-Maurice en St-Maur, in 1910 gebouwd naar het model van de bekende abdij van Cluny. Nep dus. Het is inmiddels 16.00 uur, maar nog steeds heet. Na het nuttigen van een uitgestelde beloning – een enorme sinaasappel, twee perziken en een blikje Fanta – ben ik weer wat afgekoeld. Wat resteert is een stukje peddelen langs de rivier, die inmiddels de Woltz heet, voordat ik op de camping in Troisvierges arriveer.

Dag 6: Troisvierges > Heerlen (124 km)

Het is vandaag alweer de laatste dag van deze korte fietsvakantie. Vanwege de lange afstand en de verwachte hitte sta ik voor dag en dauw op. Hierdoor kan ik het eerste deel van de Vennbahnradweg in alle rust fietsen. Deze fietsroute is mooi aangelegd, en biedt de mogelijkheid om in slechts één dag helemaal vanuit Luxemburg naar Nederland te fietsen. In Sankt Vith, waar tijdens het Ardennenoffensief in WW2 flink is gevochten, scoor ik Torte und Kaffee als ontbijt.

Bij Waimes snij ik een stuk van de Vennbahnweg af, die hier wel erg ruime slingers maakt. Verderop snij ik nogmaals af, ditmaal door de Hoge Venen. Dit gebied is met meer dan 600 meter weliswaar het hoogste punt van de reis, maar bepaald niet het hoogtepunt. De weg voert namelijk vooral door en langs saaie stukken bos. Ik ben dan ook blij als de route vanaf de Wesertalsperre weer wat afwisselender wordt.

In de schaduw van de stokoude Aachener Dom bestel ik koffie en een broodje. Daarna rij ik via een leuke route Aken uit. Ik fiets hierbij een tijdje op met Fabian, die me uitnodigt om bij hem in Kohlscheid even wat Apfelsaft te komen drinken. Guter Vorschlag! Hij blijkt professioneel fotograaf en heeft veel gereisd, onder andere in Pakistan (voor werk) en Mongolië (fietsen). Het is gezellig en ik kan nog wel uren blijven, maar ik moet toch echt weer verder!

Het laatste stukje van de route voert afwisselend over smalle weggetjes langs Wasserburg Haus Heyden en de Amstelbach naar Kerkrade, en via de Wilhelminaberg naar het centrum van Heerlen. Met een recordtemperatuur van meer dan 40°C is dit de heetste plek van heel Nederland. In Heerlen is men het station aan het verbouwen en werken de liften niet. Als een sardientje in een blik ga ik met de fiets aan de hand in een drukke, hete trein terug naar Den Bosch.

Statistieken

– Dag 1: Maastricht > Barveaux (91 km; 837 hoogtemeters)
– Dag 2: Barveaux > Poupehan (107 km; 1.604 hm)
– Dag 3: Poupehan > Arlon (102 km; 1.131 hm)
– Dag 4: Arlon > Vianden (100 km; 1.159 hm)
– Dag 5: Vianden > Troisvierges (83 km; 1.298 hm)
– Dag 6: Troisvierges > Heerlen (124 km; 1.159 hm)