Categorieën
2022 Frankrijk Italië

Maritieme Alpen & Vogezen

Dit is het verslag van de fietstochtjes op de mountainbike (en enkele wandelingen) die Rudi en ik in de zomer van 2022 in Frankrijk en Italië maken. Deels doen we dat over oude militaire wegen, hoog in de bergen. In zeven fietsdagen rijden we zo’n 420 kilometer en stijgen daarbij 12.300 meter.

Vooraf

Het plan was om twee tot drie weken op de mountainbikes in de Maritieme Alpen te fietsen, met overnachtingen in hotels en berghutten. Maar ik ben al langer dan een jaar herstellende van een vervelende heup- en rugblessure, heb soms last van polsklachten en daar is sinds kort een pijnlijke tenniselleboog bij gekomen. Kortom, een uitdagende fietsvakantie zit er helaas niet in. Ons plan is nu om vanuit enkele vaste locaties dagtochtjes te gaan maken. Na een lange autorit, waarin we nog even de Middellandse Zeekust aantikken, komen we aan op de camping municipal van Tende.

Dag 1: Wandeling Tende

Op deze eerste dag gaan we een stukje wandelen. Via de smalle straatjes, steegjes en tunneltjes van Tende (815 m) lopen we naar de begraafplaats. Hierna stijgen we over een steil paadje verder naar de rotswand ten westen van het stadje. Bovenop staat de kleine Chapelle Saint-Sauveur. Vanaf hier hebben we een aardig uitzicht. We lopen verder omhoog totdat we op ongeveer 1.500 meter het hoogste punt bereikt hebben. Hierna volgt een vrij saaie afdaling door het bos.

Dag 2: Tende > Col de Tende > Vallon de Casterino > Tende (61 km)

Vandaag fietsen we de Col de Tende op. We vullen de rugzakjes met vers brood van Boulangerie des Merveilles en gaan van start. We zagen het eergisteren al in de auto, en nu weer: overal in de Valléede la Roya werkt men aan de weg. De overstromingen in oktober 2020 hebben tussen Breil-sur-Roya en de Tunnel de Tende veel schade aan de weginfrastructuur veroorzaakt. De herstelwerkzaamheden zullen naar verwachting jaren duren.

De deels onverharde pasweg is makkelijk en dankzij de vele haarspeldbochten vrij afwisselend. Boven op de Col de Tende (1.871 m) is het druk met dagjesmensen die vanaf de Italiaanse zijde met de auto omhoog zijn gekomen. We rijden een rondje langs de indrukwekkende fortificaties. Vanaf de pashoogte lopen in oostelijke en westelijke richting militaire wegen verder het gebergte in. De oostelijke, de Via del Sala, bewaren we voor later deze week.

Wij fietsen aan de Italiaanse kant westwaarts naar de Fort de Giaure: een leuke klim met een mooi uitzicht op de Rocca dell’Abisso. We stranden op een paar honderd hoogtemeters op een steil wandelpad met losse keien. We keren om, dalen weer af naar de pashoogte en nemen aan de Franse zijde een jeeptrack richting de Ancienne caserne de Peïrefique. Het uitzicht op de vele haarspeldbochten van de Col de Tende doet me denken aan de Portachuelo de Llanganuco in Peru (zie reisverslag Peru 2017, dag 8).

We stijgen nog even verder door naar de Baisse de Peyrefique (2.040 m) en dalen dan over een mooie weg naar het ruige Vallon de Casterino. Onderwijl pikken we een oud tunneltje en een brug over een waterval mee. Ook in dit mooi zijdal van de Roya is men op diverse locaties met herstelwerkzaamheden bezig. Vanaf Saint-Dalmas-de-Tende is het nog een paar kilometer vals plat naar Tende, waarna we de camping bereiken.

Dag 3: Wandeling Tende

Het weerbericht voorspelt niet veel goeds. Daarom gaan we vandaag wandelen. Dat doen we vanaf de camping. We lopen eerst een paar kilometer over een geasfalteerde weg langs de bergbeek Réfréi tot aan een oude steengroeve, en daarna verder over een jeep track naar het gehucht Granges de la Pia (900 m). Ook in deze vallei zijn nog sporen van de aardverschuivingen zichtbaar.

We klimmen naar een strategisch gelegen, oud bunkercomplex dat zich op ca. 1.350 m in een markante berg bevindt. Het is via twee ingangen toegankelijk en het is er pikkedonker. Na een korte afdaling klimmen we aan de overzijde van de beek weer omhoog naar een bergwand vanaf waar je mooi kunt uitkijken over de vallei. Het gaat behoorlijk flink regenen en we dalen dan ook zo snel mogelijk weer af naar de camping.

Dag 4: Wandeling Tende

Vanwege mijn fysieke ongemakjes prefereer ik tussen de fietsdagen door een wandeldag. Hopelijk helpt dit bij het herstel. Ik slenter wat door het hoofddal en door de vele steegjes en trappetjes van Tende. Rudi fietst naar de Col de Tende op en neer.

Dag 5: Tende > La Brigue > Via del Sale > Tende (88 km)

Vandaag gaan we eindelijk datgene doen waarvoor we het hele eind naar Zuid-Frankrijk zijn gereden: de Via del Sale. De naam verwijst naar een van de zouttrajecten waarlangs tijdens de 14de en de 15de eeuw zout vanuit Nice met muilezels over de bergkammen naar Turijn vervoerde. Later heeft men op enkele plekken, en vooral bij de Col de Tende, militaire versterkingen gebouwd.

Er zijn meerdere manieren om op deze bergkam te komen. Wij doen dat vanuit het gezellige plaatsje La Brigue (750 m), dat op enkele kilometers ten zuidoosten van Tende is gelegen. Bij de Chapelle Notre-Dame-des-Fontaines verlaten we de geasfalteerde weg en gaan over een jeeptrack verder. Deze aanloop is alleen tussen 1.300 en 1.500 m hoogte vrij steil, en verder prima te doen. Ook is de weg vrijwel verkeersluw; slechts af en toe komt er een jeep of motorrijder voorbij.

Nadat we een hoogteverschil van bijna een kilometer hebben overbrugd, bereiken we de bergkam bij de Baisse de Sanson (1.700 m). Vanaf hier wordt het wegdek opeens een stuk slechter: we hobbelen kilometers lang over keien en nog eens keien. Leuk is anders. We fietsen eerst vooral aan de Franse kant van de bergkam, en daarna hele stukken aan de Italiaanse kant. Na het tolhuis (Stazione Ingresso Via Del Sale), waar automobilisten 20 euro en motorrijders 15 euro moeten betalen, verbetert het wegdek.

Als we bij de Passo di Framargal (2.200 m) om een heuvelrug keren, belanden we opeens in het sprookjesachtig mooie Valle dei Maes. Het hele stuk tot aan de Col de Tende heeft het stenige landschap prachtige vormen. Vlak voor de Rifugio Don Barbera  (2.070 m) komen we een kudde schapen tegen, en later staan we nog stil als een kudde koeien de weg blokkeert. Vanaf de beroemde Tornante della Boaria (2.100 m) kijken we ver Italië in, en zien we in de verte de Monviso (3.841 m). Na een welverdiende afdaling halen we pizza.

Dag 6: Reisdag

Aangezien de Tunnel de Tende voor meerdere jaren gesloten is, rijden we met de auto over de smalle en deels onverharde pasweg naar Italië. Elke rijrichting heeft elke twee uur een kwartier de tijd om aan de rit te beginnen. Je rijdt dus in een karavaan naar boven. De bochten zijn vaak steil en twee maal moet ik een extra keer steken om niet in de goot of afgrond te rijden. Bovenop de Col de Tende dalen we af over een smalle, geasfalteerde weg waarop veel auto’s met dagjesmensen ons tegemoet rijden.

Halverwege de middag komen we aan op Camping Valle Maira. Deze camping is niet al te groot, met vlakke, ongenummerde plekken en goed gras, plekken tussen de bomen of juist in de zon, gelegen aan een bergbeek (fijn om bij te slapen), en met relatief veel mensen met een tent. Men bakt zelf lekker vers brood (af). De toilet-, douche- en afwasvoorzieningen zijn netjes. Er is een klimpark en groot grasveld waarop je kunt voetballen en frisbeeën. Een topcamping dus!

Dag 7: Camping > San Damiano > Colle Sampeyre > Camping (64 km)

Vanaf de camping dalen we eerst een heel stuk door het Valle Maira af naar het plaatsje San Damiano. Daar slaan we linksaf het zijdal in. Na een kilometer is er een splitsing: rechts is de hoofdweg en links een smal weggetje. Wij gaan voor de smalle weg, die door het bos en langs een beekje loopt, en op een gegeven moment best wel steil wordt: 15 tot 20%. Gelukkig fietsen we in de schaduw.

Na een scherpe bocht naar rechts wordt de weg onverhard. Enkele kilometers later bereiken we het gehucht Fracchie, en vervolgen de weg door een bos over een heel slecht tractorpad vol met keien. Na enkele kilometers verandert de jeeptrack in een wandelpad dat verrassend goed te fietsen is. In het dorpje Serre staan huizen met leisteendaken en een kerkje. We hebben hier een mooi uitzicht door het hele zijdal. Vanwege het slechte wegdek zijn we al best gaar, terwijl we die dag nog duizend meter klimmen voor de boeg hebben.

Na nog eens tweehonderd meter stijgen komen we eindelijk bij de oude militaire weg die vanuit de Povlakte helemaal tot voorbij de Colle Sampeyre loopt. Op de kaart ziet deze track er makkelijk uit, maar de vele keien maken het zwaar om te fietsen. Af en toe komen er mensen op een mountainbike, motorfiets of toy car voorbij. Zodra we boven de boomgrens zijn, worden we vanaf de bergkam beloond met mooie uitzichten naar het zuiden en zuidoosten. Verderop zien we in het zuidwesten mooie rotspartijen en in het westen dreigende wolken boven de bergen.

Bovenop de Colle Sampeyre (2.274 m) maakt Rudi nog even een foto van een kunstwerk van staal. Daarna dalen we af. Het is een smalle, bochtige weg waarvan wij een stuk sneller afdalen dan de dagjesmensen in hun auto’s. Af en toe is er een heel mooi uitzicht op hoge, steile rotswanden. Na een mooie afdaling gaan we chillen op de camping.

Dag 8: Wandeldag Monte Bert

Voor de afwisseling gaan we vandaag wandelen. We rijden omhoog richting Marmora en parkeren de auto een paar kilometer na het dorpje Preit. We stijgen zeshonderd meter en komen vlak voor de Lago Nero op een soort plateau. Vanaf daar klimmen we nog honderd meter verder naar de Monte Bert (2.394 m). Vanaf de top hebben we een fraai 360 graden uitzicht. We dalen af en bereiken na slechts elf kilometer wandelen de auto.

Dag 9: Villar > Colle di Bellino > Villar (33 km)

We rijden eerst met de auto westwaarts naar Vilar (1.380 m), het eerste dorpje na Acceglio. Vanaf de parkeerplaats fietsen we over asfalt enkele kilometers steil omhoog (15%) naar het noorden. Op ongeveer 1.600 meter hoogte wordt het wegdek steeds slechter. Na vijf kilometer gaan we definitief verder over de onverharde, oude militaire weg, die tot aan de top overigens nergens meer steil of lastig is.

Vanaf de col, genaamd La Colletta (2.850 m), fietsen we nog een stukje verder naar een oude militaire barak. Dit was vroeger een uitvalsbasis voor de soldaten die de bunkers in de omgeving bemanden. Je kunt in het gebouw lopen, maar er is niets interessants te zien. Op de achtergrond stijgen wolken aan één zijde tegen de bergrug omhoog; een mooi gezicht.

Wij gaan weer verder. De mountainbikeroute gaat vanaf La Colletta eigenlijk nog naar de top van de Monte Bellino (2.937 m). Dat wandelpad ziet er echter niet zo fietsbaar uit. Ook wil ik niet onnodig mijn pijnlijke elleboog belasten. Daarom traverseren we met de fiets op de arm over een smal paadje naar de Colle di Bellino. Midden in een met stenen bezaaide helling komen we langs een oude bunker waarvan de vier muren naar buiten zijn omgevallen.

Na een korte klim bereiken we de pashoogte (2.795 m). Het uitzicht op de ruige bergen is fenomenaal. De technische afdaling die volgt is voor geoefende mountainbikers te doen, maar voor ons best uitdagend. We lopen regelmatig met de fiets aan de hand. Pas bij de koeienverzamelplaats bij Grangia Nicolina komen we weer uit op een jeep track. De Rocca Croce Provenzale (2.402 m) torent hier letterlijk en figuurlijk boven de alm uit. De afdaling naar de startplaats is verder makkelijk.

Dag 10: Rustdag

Het is vandaag prachtig weer, maar toch neem ik een rustdag. Gisteren kreeg ik van het dragen van de fiets last van een pees bij de rechterknie en ook mijn rechter elleboog blijft irriteren. Dan is een dagje niks doen het beste. Rudi gaat nogmaals de Colle Sampeyre op fietsen om zo toch wat lichaamsbeweging te krijgen.

Dag 11: Camping > Rifugio Gardetta > Colle Valcavera > Camping (55 km)

Vanaf de camping fietsen we een klein stukje naar Ponte Marmora, en slaan linksaf naar het zuiden. Met stijgingspercentages tot 15% is het al snel flink aanpoten. Ik heb wat last van een pees van mijn rechterknie en doe rustig aan. Bij Marmora slaan we rechtsaf richting de Colle del Preit. Af en toe moeten we flink aan de bak. Gelukkig trekt de pijn langzaam weg. De smalle weg tot aan de col is toegankelijk voor auto’s, al is het niet vervelend druk.

Bovenop de Colle del Preit (2.080 m) bereiken we breed plateau waar meerdere jeep tracks overheen lopen. We fietsen verder naar het westen over een redelijk goede weg, waarop soms ook voorwiel-aangedreven auto’s ploeteren. We bestellen Apfelstrudel en koffie bij Rifugio Gardetta (2.335 m). Hier mag geen gemotoriseerd verkeer komen. Zonder het irritante geronk van motoren is het hier in het zonnetje aangenaam toeven.

Vanaf de rifugio klimmen we weer oostwaarts. We hebben continu uitzicht op de imposante piek Rocca la Meja (2.832 m). Het is hier heel afwisselend fietsen. We zien hoe een Italiaanse vader op een gravelbike zijn zoontje op een mountainbike op een steiler stuk met een touw trekt. Dat is toch veel stoerder dan de vele fietsers op e-mtb’s die omhoog ‘geduwd’ worden.

Op een gegeven arriveren we bij een aantal oude militaire gebouwen: de Caserma Della Bandia (2.405 m). Bij de Colle Valcavera (2.416 m) bereiken we het asfalt en komen in wéér een nieuwe vallei met wolkenflarden. Er gaat vanaf hier een weg naar beneden naar Demonte. Wij slaan linksaf naar de Colle Fauniera (2.481 m), waar een monument voor ‘piraat’ Marco Pantani staat, en vervolgens de Colle d’Esischie (2.368 m). Wat resteert is een onregelmatige afdaling naar de camping.

Dag 12: Wandeldag Celle Macra

Vanwege het verwachte slechte weer maken we vandaag een korte wandeling in een zijdal op ca. 20 minuten rijden van de camping. We lopen tussen de tiny villages op de oosthelling van de vallei, elk met oude huisjes, een kerk, een watertap en een mededelingenbord. Onderwijl zien we een tiny cloud uitgroeien tot een enorme onweerswolk. Als we om 14.00 uur op de camping terugkomen begint het te regenen. We zitten de dag uit totdat we om 19.00 uur pizza kunnen halen, genieten nog even van de mooie avondlucht en gaan vroeg naar bed.

Dag 13-16: Vogezen

De volgende dag rijden we naar de Vogezen. Vanaf de grote Camping du Schlossberg (500 m) bij Kruth maken we enkele fietstochten in de directe omgeving: één naar het westen (56 km) en één naar het oosten (65 km). Na de prachtige Maritieme Alpen zijn de Vogezen vrij saai. De hoogtepunten zijn fietsen in het onweer, lunchen in bakkerij Les Délices de Cornimont en dampende pizza eten in de auto.

Statistieken

– Dag 2: Tende > Col de Tende > … > Tende (61 km; 1.700 hoogtemeters)
– Dag 5: Tende > La Brigue > Via del Sale > Tende (88 km; 2.300 hm)
– Dag 7: Camping > San Damiano > … > Camping (64 km; 2.200 hm)
– Dag 9: Villar > Colle di Bellino > Villar (33 km; 1.460 hm)
– Dag 11: Camping > Rifugio Gardetta > … > Camping (55 km; 1.700 hm)
– Dag 14: Vogezen rondje westwaarts (56 km; 1.500 hm)
– Dag 16: Vogezen rondje oostwaarts (65 km; 1.640 hm)

Categorieën
2012 Frankrijk

Klimmen op Corsica

Dit is het verslag van onze fietstocht op Corsica in april 2012. De tocht voert langs de ruige westkust, over hooggelegen wegen en door diepe kloven. Vroeg in het seizoen zijn de besneeuwde toppen van de centrale bergketen steeds in zicht. Rudi en ik fietsen in een week ongeveer 650 kilometer en klimmen daarbij 11.600 meter.

Dag 1: Ajaccio > Porto (90 km)

Vanaf de camping in Ajaccio volgen we de brede en niet al te lastige D61 en later de D81 naar het noorden. Boven op de Bocca San Bastiano (400 m) zien we voor het eerst de besneeuwde toppen van de centrale bergketen die het eiland van noordwest naar zuidoost doorsnijdt. We slaan linksaf en bereiken via een smal weggetje de kust bij Pevani, waar de zee tegen de rotsen aan beukt. Bij Ancone lunchen we aan het zandstrand, waarop badgasten liggen te zonnebaden.

Tussen Sagone en Cargèse ligt heel mooi de Golfe de Sagone. We klimmen 500 meter door ongerepte heuvels naar de Bocca di San Martino waar we van een prachtig uitzicht naar het westen toe genieten. Piana is bijzonder mooi boven op een heuvel gelegen. De Golfe de Porto, besneeuwde bergen en niet te vergeten de steil uit de zee oprijzende rotsformaties genaamd Calanches: dit alles in één beeld en verlicht door de avondzon. In Porto vinden we een fijn plekje op de nagenoeg verlaten dorpscamping.

Dag 2: Porto > Calvi (83 km)

We vervolgen onze route noordwaarts over de D81. De weg is supermooi aangelegd: we klimmen met een constant percentage langs de kust, met af en toe diepe afgronden aan onze linkerzijde. We hebben lange tijd mooi uitzicht op de Golfe de Girolata met daarachter Scandola, een schiereiland dat steil uit de zee oprijst. Je kunt daar alleen te voet of met de boot komen. Bij de Col de Parmarella nemen we afscheid van dit mooie gebied en dalen we 400 meter af.

Vlak voor Galéria pakken we de D81 bis, een weg die tot de Bocca Bassa bar slecht is. Het landschap is nu een tijd lang wat saai. Dat verandert bij de Baie Nichiareto: tot aan Calvi zijn er weer mooie bergen en woeste kusten, mooi gelegen in de avondzon. In Calvi fietsen we eerst de citadel op, vanaf waar we op de besneeuwde toppen in het zuidoosten kunnen uitkijken. Na een snack strijken we neer op een stadscamping waar de aanwakkerende wind vrij spel heeft.

Dag 3: Calvi > St. Florent (108 km)

Na een paar kilometer over de drukke N197 gaan we verder op de D451. Deze weg gaat lange tijd vals plat omhoog richting de voet van heuvels, en eenmaal daar aangekomen ineens via enkele steile (10-15%) haarspeldbochten naar het strategisch gelegen Montemaggiore. Het uitzicht vanaf de D71 op Calvi, de dorpjes boven op de heuvels en de helderblauwe zee op de achtergrond is groots.

De weg blijft vanaf Cateri lang op ongeveer gelijke hoogte en voert door en langs kleine dorpjes die tegen de bergen lijken aangeplakt. Via de smalle D663 bereiken we Speloncato. Vanuit het dorp voert de D63 steil (8-13% met uitschieters richting de 20%) omhoog naar de Groce d’Olu (1.100 m). Het levert spectaculaire vergezichten op, van de vuurtoren achter Calvi helemaal tot aan de punt van Cap Corse.

Boven op de col bestellen we cola bij een restaurant. Ik vraag aan de gastheer of de track naar het noordoosten, die op onze kaart met ‘onderbroken streep’ staat aangegeven, te doen is, en hij antwoordt “Tout neuf!” Het blijkt in werkelijkheid een slechte jeep track, maar is met zijn 360 graden uitzicht wel de kers op de taart. Na 400 meter omlaag te zijn gestuiterd, gaan we een stukje over de D963 om vervolgens over de N197 verder naar het oosten af te dalen.

Na vijf kilometer over de N197 slaan we linksaf en bereiken Novella via een weg langs een spoorlijn. Wat volgt is een grandioze afdaling over een smalle, slingerende en recent geasfalteerde chemin communal naar het noorden, dwars door een groen en volstrekt verlaten gebied. We steken de N1197 over en bereiken in de schemering via de mooie Désert des Agriates het havenstadje St. Florent.

Dag 4: St. Florent > Francardo (72 km)

Midden in de nacht gaat het vanuit het westen erg hard waaien. Niet continu, maar met vlagen. Je hoort dan eerst een opwellend geluid, waarna harde rukwinden de nieuwe tent op de proef stellen. ’s Ochtends gaat de wind zelfs nog harder beuken en de bergen op de Cap Corse zijn gehuld in een onheilspellende lucht. Dat belooft niet veel goeds. We wilden eigenlijk een tour du Cap Corse doen, maar kiezen eieren voor ons geld en vertrekken naar het zuiden.

Via de piepkleine D238 gaan we naar Oletta. Hier uit de kust verbetert het weer zienderogen. We klimmen gestaag verder over de D38 naar de Col de Bigorno (885 m). Deze weg kent, zoals de meeste bergwegen op Corsica, een matig stijgingspercentage van 4 à 5%. Vóór ons ligt het kleine Lento te baden in het zonlicht. We komen er via enkele scherpe bochten tegen de steile hellingen. Het is hier erg mooi.

Dan pakken we de D105, die via Canavaggia naar Ponte Leccia loopt. Dit is een prachtige, hooggelegen weg, met continu uitzicht op de besneeuwde toppen van het centrale massief. Na een kilometer of twaalf dalen we af over een fraai aangelegde serie haarspeldbochten. Na een tijdje over de brede N193 zuidwaarts te hebben gereden, houden we het bij de natuurcamping van Francardo voor gezien.

Dag 5: Francardo > Corte (100 km)

Vanaf Francardo is het slechts drie kwartier fietsen naar Corte. Maar wij nemen vandaag een omweg. Nu we toch hier zijn, willen we namelijk de Col de Vergio meepakken, de hoogste doorgaande pas van het eiland. Na een paar kilometer begint de Scala di Santa Regina, een steeds nauwer wordende kloof met aan weerszijden ruige bergen, met in het midden de bergbeek Le Gelo.

Bij het stuwmeer aangekomen zitten we op een bankje voor het supermarktje te lunchen als opeens drie koeien over de straat en tussen de auto’s door lopen. Op Corsica zijn loslopende koeien en wilde zwijnen op de weg heel normaal. Wat betreft de pas die hierna volgt: Rudi is er enthousiast over, maar mij kan deze niet echt bekoren. Niet de twintig kilometer vals plat naar de pashoogte, en ook niet de brede weg vanaf het ieniemienie skioord.

Vanaf de Col de Vergio (1.477 m) gaan we dus snel terug langs de barrage en door de Regina-kloof, en slaan bij Ponte Costirla rechtsaf naar Corte. Na 300 meter klimmen hebben we een magnifiek uitzicht op de achter Corte oprijzende bergen. De avondzon werpt een bijzonder licht op de weiden en boomgaarden. Corte zelf is een leuke oude studentenstad met een burcht boven op een rotspiek. Na enig zoeken en klimmen vinden we een mooie camping ten noordwesten van de stad.

Dag 6: Corte > Tattone (60 km)

Op het ochtendprogramma staat de ‘sterattractie’ Valle de Restonica. Dit blijkt een prachtige weg: gevarieerd, met veel bochten, door bossen, en met steile bergen om ons heen en besneeuwde toppen in de verte. Het eerste deel tot aan de brug kent een matig stijgingspercentage (5 à 10%), terwijl het tweede deel smaller en veel steiler (9 à 15%) is.

Vanaf het eindpunt (1.382 m) fietsen we terug naar Corte en om daarna verder zuidwaarts te gaan. Helaas moeten we hele stukken over de brede en drukke N193, al kunnen we bij Botro en Santo-Pietro-di-Venaco stukjes afsnijden (en daardoor flink wat hoogtemeters bijschrijven). Na een lange afdaling naar Pont du Vecchio volgt een klim naar Vivario waar automobilisten erg hard rijden. We mogen niet op Camping du Soleil bij Tattone staan, omdat deze pas een paar dagen later open gaat. We zoeken ons heil daarom een stukje verderop, op een verlaten camping naast de spoorlijn.

Dag 7: Tattone > Capitoro (117 km)

Vanaf de verlaten camping fietsen we gelijk 15 à 20% naar de N193, en vanaf daar door naar de Col de Sorba (1.250 m). Deze weg is best aardig aangelegd met de haarspeldbochten in het bovenste deel, alleen is het jammer dat puinbrekers de volledige pasweg een paar meter breder maken. Terwijl Rudi vandaag intervaltraining verricht sukkel ik voort. Eigenlijk heb ik altijd wel wat te klagen: is het geen zadelpijn of kramp, dan heb ik wel jeuk in mijn ogen. En vandaag is het de hitte.

In Ghisoni is geen winkel te bekennen, dus we eten een sandwich bij een of andere bar. De eigenaar vraagt waar we vandaan komen. Bij het horen van “Nederland” roept hij gelijk “Johnny Rep, captain de FC Bastia!” Ik ken Johnny Rep niet, en heb niets met voetbal… Hierna volgt de Col de Verde (1.289 m). Deze is een stuk saaier aangelegd dan de vorige en ook valt er weinig van de omgeving te genieten. We dalen dan ook snel af naar Cozzaro, waar we de D757 naar Grosseto pakken. Dit is best een aardige weg, behalve het laatste, brede stuk naar de Col de Granace (865 m).

In de beoogde finishplaats Grossetto blijkt er geen camping te zijn, en het is al 18.50 uur. We besluiten daarom nog 35 kilometer verder te fietsen naar een camping aan de kust. We gaan via Albitreccia naar de Bosca d’Aja di Bastiano. Vooral de laatste zeven kilometer van de D55 zijn supermooi. Daarna slaan we rechtsaf en rijden we over D302 verder richting Ajaccio. Dit is de ultieme afdaling: continu 5% en veel bochten. Vlak bij ons eindpunt hebben we net voor zonsondergang een prachtig uitzicht op de Golfe d’Ajaccio.

Dag 8: Capitoro > Ajaccio (25 km)

Op deze laatste dag is het zweten geblazen. Het is 32 °C in de schaduw en het is volkomen windstil. We hadden eigenlijk nog een flinke rondrit willen maken, maar de puf ontbreekt. We maken er daarom een rustdag van, en lezen en drinken een hoop. Halverwege de middag gaan we via een kleine omweg door een verder oninteressante omgeving naar de camping in Ajaccio. Het is tijd om terug te vliegen.

Statistieken

– Dag 1: Ajaccio > Porto (90 km; 1.544 hoogtemeters)
– Dag 2: Porto > Calvi (83 km; 1.050 hm)
– Dag 3: Calvi > St. Florent (108 km; 2.022 hm)
– Dag 4: St. Florent > Francardo (72 km; 1.311 hm)
– Dag 5: Francardo > Corte (100km; 1.643 hm)
– Dag 6: Corte > Tattone (60 km; 1.784 hm)
– Dag 7: Tattone > Capitoro (117 km; 1.924 hm)
– Dag 8: Capitoro > Ajaccio (25 km; 350 hm)

Categorieën
2008 Frankrijk Italië Zwitserland

De Alpen #3

Dit is het verslag van de Tour de Nivolet: mijn fietstocht in 2008 in het drielandengebied van Zwitserland, Frankrijk en Italië. Deze reis levert naast negen cols een interessante off-road detour op. Ik fiets in zeven dagen tijd zo’n 600 kilometer en stijg daarbij 12.700 meter.

Proloog

Als kind zag ik het Nationale Park Gran Paradiso op de landkaart: al die kleine dalen leidend naar de trots van Italië. En een heel hoge pas, de Colle del Nivolet, met maar aan één kant een weg geschikt voor autoverkeer. Daar moest ik ooit nog eens naar toe. Vorig jaar keek ik op de kaart of ik een leuk rondje in de Alpen kon maken en googelde op “Nivolet”. Wat bleek: ene Jerry Nilson uit Zweden was over deze pas gefietst. Dit maakte mij nieuwsgierig, en toen ik hem mailde kreeg ik als antwoord:

“Hi Willem,

(…) it would be easy to just go right soon after the Refugio-shop where the asphalt ends and simply walk down the path along the little stream. You will probably not be able to cycle more than 200-300 m or so down this vague track, which soon turns into paths. I think you get over on the right side of the stream and try not get too far off from it – many confusing paths down there – but as long as you seem to go in a somewhat straight line ahead it should take you down to the cross and the serpentine path down to Pont. The serpentine path is wide and good, but I still managed to fall headlessly down the steep side (no good with cycling shoes). The walking takes you three hours at normal speed without stopping down to Pon, a bit longer than one would suspect looking at the maps and even while being there, but it is some way down. If you have heavy packaging it might take a bit longer. Hope you will have nice weather and a nice trip!

Jerry Nilson”

Deze kans om de Nivolet over te gaan liet ik natuurlijk niet liggen…

Dag 1: Martigny > St Gervais-les-Bains (80 km)

Gisteren heb ik voor het eerst sinds Interrail ’92 weer eens een nachttrein gepakt. Niet heel erg goedkoop, maar wel comfortabel. Vanaf het meer van Geneve zit ik in een wagon met een stuk of twaalf Japanse toeristen die werkelijk van elke zucht en scheet een foto maken. De conducteur vertelt me voor de vorm dat het complete treinstel eigenlijk gereserveerd is door de groep, maar doet verder niet moeilijk over mijn aanwezigheid. We kletsen gezellig over zijn mooie huis bij Montey.

Ik fiets om 11.15 uur uit Martigny weg. Na een paar kilometer moet ik rechtsaf de Col de la Forclaz op: een niet erg spectaculaire weg die in het begin tussen de wijnranken is gelegen. Naar de pashoogte is het weliswaar slechts één kilometer klimmen, maar wel dertien kilometer lang 8% gemiddeld. Vooral door de temperatuur –30 °C in de schaduw– wordt het een zware beproeving. Van het begin tot het einde is er nauwelijks schaduw en ondanks mijn zonnebril en pet krijg ik al snel barstende koppijn. Net als op baaldagen tijdens eerdere Alpenfietsvakanties neem ik me voor dat dit de laatste maal is dat ik hier voor mijn plezier met fietstassen ga fietsen.

Boven gekomen (1.526 m) trakteer ik mijzelf op een cola. Daarna daal ik af naar Frankrijk waar ik een klein stukje moet klimmen naar de Col des Montets wacht. Het is hier eigenlijk best mooi: niet zo aangeharkt als in Zwitserland. Bovenop de col (1.461 m) zie ik in de verte een slagroomtoef: dat moet de Mont Blanc zijn! De afdaling is mooi, met aan de linkerzijde het imposante Mont Blanc massief met al zijn steile bergkammen en gletsjers.

Argentières en vooral Chamonix zijn vreselijke oorden met veel Amerikaanse toeristen. Na Chamonix begint een vierbaans autoweg die overgaat in een snelweg. Gelukkig vind ik een bordje ‘fietsroute’ en volg een secundaire weg. Fraai! Anderhalf uur lang volg ik kleine weggetjes tegen berghellingen op, en maak zo onbedoeld een paar honderd hoogtemeters meer dan gepland. Door de zon voel ik mijn hamstrings trekken; ik rij op een gegeven moment zo langzaam dat ik word ingehaald door een wegskiër. Ik hoop maar dat niemand mij verder ziet…

Gelukkig is daar eindelijk de weg naar St Gervais-les-Bains. De beklimming naar de camping, zo’n drie kilometer na het wintersportoord, is makkelijk. De aardige campingmevrouw vertelt me dat het erg warm is voor deze wat hoger gelegen regio, overdag tussen de 30 en 35 °C. Nadat ik instant bami heb gegeten heb nog net even tijd om vleermuizen te kijken voordat het helemaal donker is.