In oktober 2018 fiets ik van Dresden naar Roermond. De weg voert door het Erzgebirge, Sauerland en het Thüringerwald, langs de Elbe en de Rur, en door pittoreske plaatsen, bossen in herfsttinten en mistige rivierdalen. Ik leg in negen dagen zo’n 1.000 kilometer af en stijg daarbij bijna 10.000 meter.
Dag 1: Dresden > Geising (121 km)
Vanaf Amsterdam neem ik de Flixbus naar Dresden. Op het oponthoud bij de grens na –de Polizei plukt een junkie met drugs uit de bus– bevalt me deze nachtelijke reisoptie uitstekend. In Dresden aangekomen neem ik nauwelijks de tijd om me aan de opgeknapte barokke bouwwerken in het propere stadscentrum te vergapen. Niet lummelen, maar fietsen! Ik heb mezelf een straf schema opgelegd – best uitdagend, blijkt later, vanwege de vroege zonsondergang in oktober zo oostelijk in onze tijdzone.
De eerste vijftig kilometer fiets ik zuidoostwaarts met de Elbe aan mijn linkerzijde. Aan de overkant zie ik regelmatig paleisjes tussen het uitbundige groen. Na Pirna volgt een grote S-bocht in de rivier, met hoog boven de Elbe de Bastei, en in de verte de heuvels van de Sächsische Schweiz. Vanaf Bad Schandau win ik de klim van de tram (de Kirnitzschtalbahn) en rijd ik een –in de haast– ingekort onverhard rondje door het Nationalpark, waar de bomen me het zicht op de befaamde rotsformaties ontnemen. Schade.
Het is al halverwege de middag, maar ik heb nog meer dan 50 kilometer en 1.400 hoogtemeters voor de boeg. Oeps… Tussen Postelwitz en Krippen neem ik het pontje over de Elbe en fiets lange tijd naar het zuidwesten. Hierna volgt een behoorlijk heuvelachtige etappe, over asfalt afgewisseld met bospaden. De ‘open’ landschappen met de mooiste uitzichten op de herfstige bossen bereik ik in het schemer. Onder de wassende maan zie ik groepjes herten grazen. Het heeft wel iets om hier eenzaam te ploeteren.
Nadat ik anderhalf uur door het donker heb gereden, en met volgens planning nog tien kilometer voor de boeg, besluit ik om bij een eenvoudig hotel in Geising te stoppen. Onder het genot van Reichenbrander bier klets ik nog een poos met uitbater Jens. Hij vertelt trots dat dit kleine dorp met slechts 1.200 inwoners dankzij ondernemerschap en gemeenschapszin veel heeft bereikt: goede medische voorzieningen en diverse sportfaciliteiten (ijsbaan, skiliften, sneeuwkanon). De lokale curlingploeg had zich zelfs bijna voor de Olympische Winterspelen gekwalificeerd.
Dag 2: Geising > Bozi Dar (106 km)
Ik neem afscheid van Jens en klim vanaf het gemütliche Geising naar het toeristische Altenberg, en vanaf daar door het bos verder. Bij Neuhemsdorf opent het landschap zich weer en heb ik een weids uitzicht naar het noorden. Hier sla ik linksaf. Ik volg een heel aardig fietspad langs een beek. Rechts van mij is alleen maar bos, terwijl zich aan de Tsjechische zijde een heel open landschap bevindt. Dit is echt een mooi gebied om te fietsen!
Bij Teichhaus sla ik linksaf, en neem ik een fietspad naar Eine Herberge im Bos. Daarna fiets ik bovenlangs een heuvel met wederom een weids uitzicht, gevolgd door een heel stuk door het bos met prachtige herfstkleuren en om de zoveel kilometer stapels houtstammen langs de weg. In Neuhausen bevinden zich een houten-speelgoedfabriek en dito museum. Vanaf Grünthal klim ik een tijd gestaag langs een kabbelend beekje. Dit stuk is helemaal in het bos, dus er is niet veel te zien.
Ik fiets al de hele dag in het Erzgebirge: de 150 kilometer lange bergketen op de grens van Saksen en Bohemen, die zijn naam dankt aan de rijkdom aan ertsen die er lange tijd gedolven werden. Ik bespeur hier veel maakindustrie, musea over ambachten en oude spoorlijnen. In Steinbach sla ik linksaf naar het zuiden en rij langs een beek met aan de andere zijde een spoorlijn waar een heuse stoomtrein over rijdt. In Schmalzgrube steek ik via een gravelweg door naar Tsjechië. Iets verderop fiets ik naar Vodní Nádrž Přísečnice (de Preßniz-dam.
De weg langs het meer is breed en saai. Vlak voor Měděnec opent het landschap zich weer. Je kunt hier ver Tsjechië in kijken, al is er vandaag veel smog. Hierna volgen nog behoorlijk wat kilometers en hoogtemeters over brede, meestal licht stijgende wegen, en overwegend door het bos; pas bij skioord Klínovec kan ik weer ver kijken. In het halfdonker kom ik in Bozi Dar aan, en neem ik een hotel. Ik heb het ook op dag 2 niet tot de geplande camping gered. Verdammt noch mal!
Dag 3: Bozi Dar > Hof (103 km)
Vanaf Bozi Dar fiets ik de eerste tientallen kilometers door naaldbos (saai!) en weidegebieden (fraai!). Op de strogele hoogvlakte nabij Prebuz voel ik me echt in het buitenland: er zijn nauwelijks mensen en maar af en toe zie ik een huis. In de buurt van Club Nancy, de plek waar ik gisteren eigenlijk had willen kamperen, is het prachtig. De weg slingert door het mooie bos langs een beekje omlaag. Overal dwarrelen bladeren in de lucht, en op sommige plekken is de weg ermee bezaaid. Herfst in volle glorie!
In de Tsjechische stadjes waar ik doorheen kom zijn best veel fabrieken, winkels en andere gebouwen dicht en vervallen. Wat een contrast met de nette Duitse plaatsen aan de andere kant van de grens. Ik kom ook door Luby, sinds de tweede helft van de 17e eeuw een centrum van de vioolbouw, dat met het verdrijven van de Duitsers na de Tweede Wereldoorlog teloor ging. En in Kraslice kom ik langs een winkel met op de voorgevel levensgroot Buurman & Buurman: zouden deze twee onhandige klussers verantwoordelijk zijn voor de slechte staat van de gebouwen hier?
Vanaf een oude, vervallen textielfabriek in Plesna start een mooie fietsroute –vaak smal en onverhard– afwisselend door Tsjechië en Duitsland. Ook het stukje vanaf Worla is fraai. Hier wil ik nog wel een keer terug komen. Ten zuiden van Hof (Bayern) fiets ik door een stadspark en steek ik via grappige, overdekte houten bruggetjes de Untreusee over. Wanneer de zon ondergaat heb ik het alweer niet tot de camping gered. In Hof vind ik gelukkig wel een betaalbaar hotel en doe me te goed aan een Wiener Schnitzel.
Dag 4: Hof > Meyersgrund (119 km)
Hof heeft een aardig stadscentrum, met name de Neustad bij de Sächsische Saale. Deze rivier steek ik enkele keren over. Ik vervolg mijn weg over een onverhard fietspad onder het viaduct onder de A72 door naar Saalenstein. Vanaf hier is het even bikkelen om de hooggelegen A9 te kruisen. Direct na de Autobahn hierna mag ik weer tweehonderd meter afdalen. Zo, de spieren zijn nu goed opgewarmd voor deze lastige dag met veel hoogtemeters.
In Blankenstein begint de klim naar het Thüringerwald. De weg stijgt heel geleidelijk tussen de weiden door. Eenmaal boven op de heuvelrug gaat het de rest van de middag op en neer over asfalt- en gravelwegen. Eerlijk gezegd had ik me dit gebied veel mooier voorgesteld. De dorpjes lijken op het eerste gezicht aardig, zo met de donkergrijze pannetjes op de gevels van de huizen, maar blijken bij nadere inspectie een toeristisch Kurort, een fabrieksstadje of gewoonweg een dooie boel. Fraaie uitzichten zijn er nauwelijks. Ik vind de Rennsteig zwaar overrated.
Op een fietspad raak ik nog even aan de praat met een fietser op leeftijd, die dankzij trapondersteuning weer in staat is –net als vroeger– om veel hoogtemeters te maken. Ik race weer eens tegen de klok om bij daglicht de overnachtingsplek te bereiken. Tevergeefs. Het laatste uur fiets ik in het (schemer)donker over een gravelweg, waar ik ook nog eens een afslag mis, en daardoor over een wandelpaadje moet afsteken naar het dal waar ik in het pikkedonker bij camping Meyersgrund aan kom. Het goede nieuws is dat ik eindelijk mijn tent en kookgerei kan gebruiken, zodat ik die niet voor niets heb meegezeuld.
Dag 5: Meyersgrund > Probsteilzella (104 km)
Vanaf de camping klim ik over een aardige gravelweg door het bos naar de heuvelrug (900 m). Na een duur kopje koffie in een kiosk met een mooi panoramisch uitzicht ga ik verder over een asfaltweg. Ik blijf nu een tijdje redelijk op deze hoogte. In Oberhof bevind ik mij opeens op een vreselijke plek. Het stikt hier van de verveelde dagjesmensen die tussen parking en indoor skibaan heen en weer slenteren. Ook zie ik voor het eerst deze vakantie mensen op elektrische mountainbikes rijden.
Ik ga hier weer een stukje verder over Rennsteig. Voor naaldboomliefhebbers is dit pad misschien puur genieten, maar door het gebrek aan mooie uitzichten vind ik het maar saai. Na een lange afdaling kom ik weer uit het bos te voorschijn. Vanaf Floh volg ik een stukje oud spoorlijntracé. Na een paar honderd meter stijgen bereik ik de Elfriedenquelle. Via een gravelweg daal ik af tot een mooi dalletje met daarin de kabbelende Laucha. Deze beek volg ik via Tabarz naar Langenheim, een aardig dorpje aan weerszijden van de Laucha.
Beneden in het licht glooiende, brede dal kruis ik de Autobahn (A4) drie keer op een rij. Gezien mijn strakke tijdschema moet ik het historisch interessante Eisenach –geboorteplaats van Johann Sebastian Bach en woonplaats van Maarten Luther–links laten liggen. Mijn route voert door vele kleine dorpjes over soms slechte, onverharde landweggetjes naar de meanderende Werra. Het laatste half uur fiets ik in het schemer met de lichten aan. Om 19.00 uur bereik ik de geplande finishplaats: camping Probsteizella. Wieder geschafft!
Dag 6: Probsteilzella > Affoldern (121 km)
Als ik de tent uit kom zie ik alleen maar mist. De eerste paar kilometers voeren langs de Werra, waar ik dus niets van zie. En ook omdat het waterkoud is, verlang ik toch echt naar de zon. Ik kom door het schattige dorpje Falken, waar ik bij een klein bakkertje energierijke broodjes koop. Hierna verlaat ik de Werra en sla linksaf. Bij Schnelmannshausen staat een mooie oude kerk tussen de vakwerkhuizen. Iets verderop in het dal breekt de zon definitief door; met al die mistflarden levert dat fraaie plaatjes op.
Ik steek via een smal weggetje af naar Ifta. Vanaf hier fiets ik over een leuke, autoluwe fietsroute westwaarts. Dit deel van Hessen is best pittoresk met al die schattige dorpjes met vakwerkhuizen. Met name Netra vind ik prachtig: het heeft een markante stadsvilla uit 1580, een oude kerk en een groot landhuis. Bij Wichmanshausen rijd ik op de bouwplaats tussen de pijlers voor een nieuwe (snel)weg door. Na Hoheneiche sla ik linksaf een ander dal in naar het westen.
Bij Burghofen let ik even niet op de route, en rij via een steil tractorpad honderd hoogtemeters voor niets naar een heuvelkam met jagershutten. Het levert wel een mooi uitzicht en wat afwisseling op. Na nog een klim daal ik af naar Spangenberg waar ik voor de supermarkt op een terras broodjes en koffie nuttig. Hierna volgt een doorsteek door een breder dal. Het drukke stukje autoweg om aan de andere kant van de A7 te geraken is vervelend, maar direct hierna keert de rust terug.
Op aanraden van Google Maps beland ik na Hesserode op een doodlopend pad in het bos. Na een paar honderd meter klunen tussen takken en door de modder, kom ik bij een enorme afgraving aan. Hmm… Gelukkig is de aanvoerweg naar beneden niet afgesloten, en kan ik mijn weg vervolgen. Helemaal veilig is het hier overigens niet: op een stukje autoweg waar ik denk dat fietsen is toegestaan raast een tegemoet rijdende automobilist met 100 km/u rakelings langs me. Ik heb een barok engeltje uit Dresden op mijn schouder…
De tijd begint weer eens te dringen. Ik fiets met een flink tempo langs de suikerbietenfabriek van Wabern naar Fritzlar. Fritzlar is een heel oud, strategisch gelegen stadje, waar Bonifatius in 723 aan de basis heeft gestaan van de huidige Sint Petruskerk. Vanwege de invallende duisternis wil ik eigenlijk stoppen, maar de hotels hier vind ik veel te duur. Dus ik ga weer verder: eerst over een wandelpad langs de Mühlengraben, en daarna over een superfijne fietsroute langs de Eder. Om 19.30 uur bereik ik de camping in Affoldern.
Dag 7: Affoldern > Schmallenberg (88 km)
Met een kletsnatte tent achterop de fiets begeef ik me naar de Edertalsperre. Deze stuwdam, gebouwd in de periode 1908-1914, werd in de nacht van 16 op 17 mei 1943 door de Britse luchtmacht vernietigd. Een vloedgolf spoelde door de vallei en richtte een enorme ravage aan. Nu kan ik me er maar weinig bij voorstellen. Als gevolg van aanhoudende droogte verliest het ‘meer’ jaarlijks twee miljard liter water. Ik zie nauwelijks water, en boten en aanlegsteigers liggen droog.
De deels onverharde weg langs het ‘stuwmeer’ gaat afwisselend op en neer. Na de Edersee stijg ik een paar honderd meter door een bos naar Buchenberg en Fürstenberg, daal ik over een jeep track door het bos naar Heimbach, en ga vanaf het dal weer omhoog, naar Rhadern. En daar weer omlaag… Daarna volgen een kilometer of tien door een licht glooiend landschap met dorpjes die de charme van Oost-Hessen ontberen. De eentonigheid ligt op de loer, en dus… zadelpijnalarm!
Vanaf Medelon klim ik door een rustige vallei over een deels onverhard fietspad geleidelijk naar Winterberg. Dit wintersportoord is ronduit foeilelijk. En wat hebben al die verveelde dagjesmensen hier in de herfst eigenlijk te zoeken? Toch is de omgeving van Winterberg best wel mooi. De afdaling gaat over een grotendeels onverharde fietsroute fraai door het bos en daarna parallel aan de grote weg naar Schmallenberg. Daar kom ik om 18.15 uur aan bij een prima hotel met beregezellig café/restaurant. Morgen naar Keulen!
Dag 8: Schmallenberg > Köln (131 km)
Op het menu staat de langste etappe van de vakantie. Ik rijd eerst tientallen kilometers door diverse valleien over of parallel aan grote wegen. Er is hier veel lintbebouwing en oude industrie en voortdurend hoor ik het geluid van auto’s. Fietsen in de dorpen en steden is een crime. Het rijke en innovatieve Duitsland loopt echt achter wat betreft het toepassen van slimme verkeersregeltechniek, en de aanduiding van fietspaden is vaak verwarrend. Dat Duitsers hun auto’s rustig op het fietspad parkeren maakt het er niet veiliger op.
In Olpe eet en drink ik wat in een Konditorei, en vervolg mijn weg westwaarts. Bij Hützemert duik ik de 724 meter lange, oude spoortunnel in. Ook hierna rijd ik nog hele stukken over oude spoorlijntracés, wat het fietsen door deze drukke dalen een stuk aangenamer maakt. In Overath sla ik rechtsaf en moet ik heel steil omhoog naar Heiligenhaus om vervolgens weer af te dalen. Bij Untereschbach hetzelfde liedje: steil omhoog en door het bos Königsforst Wildniswald weer naar beneden. Maar in elk geval kan ik even over rustiger wegen fietsen.
Uit het bos gekomen fiets ik onder de A4 door, sla linksaf en ga daarna alleen nog maar rechtdoor naar het centrum van Köln. Ik houd een straf tempo aan, want ik wil per sé vóór zonsondergang bij de spoorbrug zijn om een foto van de Dom te maken, en red dit ternauwernood. Ik vind een goede en betaalbare kamer in het Maternushaus. Mijn fiets stal ik in de ondergrondse parkeergarage, vlak bij een Parkplatz nur für Frauen. Ik trakteer mezelf op een hamburgermenu bij de Mac.
Dag 9: Köln > Roermond (107 km)
Vanuit Köln fiets ik een kilometer of twintig in een vrijwel rechte lijn over de Aachner Strasse naar het westen. Nog iets verder stuit ik op Hambach: de grootste bruinkoolmijn van RWE, waar zich tevens het laagste bovengrondse punt van Europa bevindt. Om deze mijn te realiseren moesten enkele dorpen verdwijnen en werd een groot bos gekapt. En de vernietiging van bos gaat nog steeds door. Elk jaar wordt dankzij ’s werelds grootste graafwielbaggers (225 meter lang en 96 meter hoog) maar liefst 40 miljoen ton bruinkool gedolven.
De mijn heeft ook een deel van de meest noordelijk gelegen Romeinse weg op het Europese vasteland opgeslokt. Die weg liep helemaal van Köln tot aan Boulogne-sur-Mer in Noordwest-Frankrijk. Vanaf Jülich, een halteplaats aan de Romeinse weg, fiets ik verder langs of in de buurt van de Rur (niet te verwarren met de rivier de Ruhr), die bij Roermond in de Maas stroomt. Het valt me op dat de herfst hier nog niet is ingetreden – hoe anders was dat in de hoger gelegen gebieden in het oosten van Duitsland. In Roermond pak ik de trein terug naar huis.
Statistieken
– Dag 1: Dresden > Geising (121 km; 1.790 hoogtemeters)
– Dag 2: Geising > Bozi Dar (106 km; 1.760 hm)
– Dag 3: Bozi Dar > Hof (103 km; 1.510 hm)
– Dag 4: Hof > Meyersgrund (119 km; 1.840 hm)
– Dag 5: Meyersgrund > Probsteilzella (104 km; 1.290 hm)
– Dag 6: Probsteilzella > Affoldern (121 km; 1.100 hm)
– Dag 7: Affoldern > Schmallenberg (88 km; 1.250 hm)
– Dag 8: Schmallenberg > Köln (131 km; 880 hm)
– Dag 9: Köln > Roermond (107 km; 320 hm)