Categorieën
2018 Spanje

Rondom de Picos

In juni fietsen Rudi en ik twee weken op onze mountainbikes in Noord-Spanje. We starten in het gezellige Bilbao, maken een lange lus westwaarts via diverse nationale parken, waaronder Zepa Liebana, Somiedo en Picos de Europa, en eindigen aan de noordkust in Santander. We fietsen door weidse landschappen en spectaculaire canyons, over makkelijke asfaltwegen en steile trails, langs hooggelegen windturbines en over oude mijnspoorlijnen in tunnels. We leggen 1.000 kilometer af en stijgen daarbij 22.250 meter.

Dag 1: Bilbao Airport > Quincoces de Yuso (86 km)

Vanaf ons hotel bij de luchthaven dalen we over de brede autoweg af naar down-town Bilbao. Het centrum, met het prominente Guggenheim-museum, laten we letterlijk links liggen – dat komt later nog wel. Aan de westoever van de Ría Del Nervión gaan we weer een stukje noordwaarts om vervolgens de BI-3651 (en later BI-3641) naar het zuidwesten te nemen. De snelheid van de overgang van de grote, drukke stad naar de veel rustiger en groenere omgeving verbaast me.

We zien regelmatig lege bedrijfspanden en bordjes met “executieverkoop”. De Spaanse economie heeft zich nog niet hersteld van de financiële crisis die dit land zo hard heeft geraakt. In Alonsotegi wordt Rudi staande gehouden door de dorpsalcoholist, zodat ik gelegenheid heb om geld te pinnen en wat boodschapjes te doen. In Arrespalditza eten we brood voor de dorpskerk, waar een jongen capriolen op zijn mountainbike uithaalt.

Aan het einde van de glooiende vallei doemt aan de zuidwestzijde opeens een 600 meter hoge wand op: de Monte Santiago. We beklimmen deze berg door vanaf de picknickplek bij Urduña een mooie jeeptrack te nemen. Deze weg begint makkelijk, maar wordt steeds steiler, steniger, natter en glibberiger; de laatste serie haalspeldbochten is nauwelijks te doen. Bovenop zien we de Ermita de la Virgen de Orduna: een vijftien meter hoog bouwwerk uit 1904 dat de stam van een moerbeiboom symboliseert, waarin naar verluidt de Heilige Maagd is verschenen.

Wij duwen de fietsen over de groene helling verder omhoog. We volgen markeringen en de GPS-track – een pad is hier niet meer. We klunen met veel moeite door het hoge gras en tussen de grote stenen door naar de top van de heuvel. Bovenop de bergkam fietsen en lopen we langs de rand van de steile bergwand waar we twee uur geleden vanuit het dal nog vol bewondering naar keken. Het uitzicht is naar alle kanten toe prachtig, zeker met die… onweerswolken… oh oh…

Al snel tellen we nog maar vijf seconden tussen bliksemschicht en donder. In dit weer met een groot metalen object aan de hand over een bergkam lopen is misschien niet zo slim. Dus we onderbreken onze geplande route en dalen over een jeep track af naar de vallei. Onderweg rijdt Rudi in een tak met een doorn. Hij handelt snel: haalt de doorn uit de band, richt het lek even naar beneden, en laat de latex zijn werk doen. Tubeless functioneert! In Quincoces de Yuso vinden we een hotel en eten we pizza in een gezellige bistro.

Dag 2: Quincoces de Yuso > Vega de Pas (78 km)

We fietsen eerst een kilometer of dertig over een brede maar erg rustige weg naar het westen. Aan onze rechterhand zien we de mooie bergkam waarop onze afgebroken route van gisteren ligt. Vanuit Espinosa de Los Monteros stijgen we over een smalle asfaltweg zevenhonderdvijftig meter (gemiddeld 9,4%) naar Picón Blanco (1.529 m). Bovenop de bergkam steken de machtige windmolens mooi af tegen de opkomende onweerswolken. We horen al een tijdje gedonder…

We dalen snel de gravelweg langs de windmolens af naar de Portillo de la Sía (1.200 m), gaan daar een stukje zuidwaarts over de CA-665, en slaan na een paar kilometer een steil weggetje in dat ik thuis op de computer had ingetekend. Maar deze weg wordt al snel een vreselijk grindpad, en verderop een wandelpad, als er al een pad is… De lucht betrekt in rap tempo. Het vooruitzicht om onze fietsen vierhonderd meter in onweer en zonder uitzicht omhoog te duwen kan ons niet bekoren. Dan maar weer terug naar de asfaltweg en afdalen.

Omdat het inmiddels hard is gaan plenzen en het blijft donderen, nemen we de shortcut naar de eindbestemming Vega de Pas. Tijdens de laatste kilometers tot aan de Puerto de Las Estacas de Trueba (1.166 m) klaart het even op, en dat levert mooie plaatjes op. De afdaling beginnen we in de dichte bewolking waardoor we de weg nauwelijks kunnen zien – laat staan de omgeving. En dan, voor we het door hebben, zijn we alweer in Vega.

Dag 3: Vega de Pas > Reinosa (85 km)

We hebben vannacht heerlijk geslapen in het mooi ingerichte Casa de don Guzman. We nemen afscheid, halen wat boodschapjes bij de buurtsuper en gaan op weg. Na enkele kilometers langs de Rio Pas te zijn afgedaald, slaan we linksaf een smalle verharde weg in. We stijgen meer dan 500 meter (9% gemiddeld) totdat we boven op de heuvelrug tussen de elektriciteitsmasten, gezapige koeien en schrikachtige paarden fietsen. We zien hoe een boer de koeien met een stok aanspoort (“Venga!”).

We dalen een stukje af naar het aardige dorpje San Pedro Del Romeral, waar we een bakkie koffie doen (overal 1 euro – waar we ook bestellen). Vanaf daar klimmen we door naar de Puerto de la Matalena (946 m), een zadelpunt op een bergkam met talloze windmolens. Wij slaan linksaf en gaan over de onverharde onderhoudsweg verder omhoog. De hele tijd horen we het gezoem en gefluit van de wieken boven ons. Het uitzicht vanaf de bergkam is fantastisch.

Bijna aan het einde van de gravelweg klimmen we over een tractorpad, met veel keien, zompige grond en koeiendrek, verder naar de top (1.500 m). Vanaf daar dalen we af over een wandelpad waarop je alleen met heel behendig fietsen overeind blijft. Na enkele kilometers komen we opeens bij een gravelweg, waarover we snel omlaag zoeven naar de dichtgemetselde, zuidelijke ingang van de voormalige spoortunnel Tunel de la Engaña. Na een lunch op het overwoekerde perron dalen we verder af over een asfaltweg.

Wat resteert zijn vijftig saaie kilometers naar en langs de Embalse Del Ebro, een zoetwaterreservoir voor het lagergelegen achterland. Uit de laaghangende bewolking gaat het nu regenen; we moeten de volgende keer toch ook maar een regenbroek meenemen… Nat en bibberend van de kou nemen we in het foeilelijke Reinosa genoegen met een aftandse kamer. In een ongezellig restaurant eten we vette hamburgers – de borden op tafel gekwakt door een chagrijnige ober die in Fawlty Towers zeker niet zou misstaan. Gezien het weerbericht voor de komende week –elke dag regen– wordt mijn humeur er ook niet beter op.

Dag 4: Reinosa > Potes (70 km)

Vanuit Reinosa fietsen we naar Espinilla, waar we in de naast de rotonde verstopte winkel wat proviand kopen. Dan slaan we rechtsaf de CA-280 in, waar we heel gelijkmatig verder klimmen naar de Puerto de Palombera (1.260 m). Vlak na deze col nemen we een goede jeep track die ons het Parque Natural de Saja-Besaya in voert. We zien overal paarden met veulens en koeien.

Vanaf de brug over de bergbeek (1.500 m) volgen enkele kilometers met soms pittig steile hellingen. Boven op de tweede top is een boer aan het werk om zijn koeien in het gareel te krijgen. Wij proberen onze fietsen op het spoor van de modderige jeeptrack te houden. Met de combinatie van idioot steile hellingen, het Noordse landschap (groen, water en plukjes sneeuw) en het weer (wisselvallig) lijkt het op IJsland. Sweet memories…

Na een stukje verharde weg lunchen we in het dorpje Uznayo, waar een hond en kat tevergeefs bij ons schooien. Iets verderop in het dorpje Laguna kunnen de regenjassen uit, drinken we koffie, en vullen we de bidons bij. We stijgen vervolgens stevig naar San Mamés, waar het weer gaat regenen. Op 1.050 m hoogte houdt het asfalt op; we gaan over een jeep track westwaarts verder omhoog. De bochten zijn heel erg steil, en het wegdek is lastig door het natte, zuigende zand.

Als we uiteindelijk boven komen, zien we dat er aan de andere kant alleen een smal wandelpaadje is. Of paadje… het is in het begin een steile geul waar het regenwater rijkelijk doorheen stroomt. Hierna wordt het wat minder lijp, maar het blijft hoofdzakelijk door de blubber lopen. Bij Ermita de la Luz dalen we over een zeer steile jeep track naar Somaniezo af. Vanaf daar resteert een prachtige afdaling over asfalt naar Potes, met onderweg magnifieke uitzichten op de Picos. Wat een topdag!

Dag 5: Potes > La Vega (66 km)

Vanuit Potes gaan we over een afwisselende smalle weg langs de rivier zuidwaarts, tot we bij Cabariezo weer op de grote weg komen. In Pesaguero slaan we af en klimmen we via een serie haarspeldbochten vijfhonderd meter naar het pittoresk dorpje Caloca. We eten een uitsmijter op een gezellig terras dat aan de achterzijde van het dorp verstopt is. Daarna gaan we verder over een smalle jeep track het bos in. We komen daar een dozijn paarden tegen die bang voor ons zijn en de veulens beschermen; via de berm schieten ze ons voorbij.

Boven de boomgrens komen we bij een wildrooster dat de ingang tot het Parque Natural Fuentes Carrionas y Fuente Cobre-Montaña Paletina aangeeft. We belanden hier in een sprookjesachtig landschap: overal om ons heen staat de heide in bloei, en sommige heuveltoppen zijn zelfs volledig paarsgekleurd. De kwaliteit van de jeep track verbetert flink, al is de weg wel soms zo steil dat ik een stukje moet lopen. We passeren koeien met kalveren en ook een blaffende hond, die ons gelukkig niets doet. En daarna gaat het door met de venijnige klimmetjes, wat erg inspannend is, maar de mooie omgeving compenseert de inspanning ruimschoots.

In een beekdal treffen we een wirwar aan jeep tracks aan. Wij nemen de slechte weg, klimmen tot het hoogste punt (1.800 m) en dalen over een smal pad vol met keien naar een breed dal af. Hier stroomt de Río Carrión tegen de achtergrond van ruige, besneeuwde bergen. We slaan rechtsaf en klimmen over een redelijk goed maar soms pittig spoor naar de laatste pashoogte van vandaag. De afdaling gaat over een steile jeep track door het bos naar Ledantes – de vele geulen en hobbels ontwijken we op goed geluk. We komen om 20.00 uur in Vega aan. Alweer een topdag!

Dag 6: La Vega > Puebla de Lillo (92 km)

Vandaag fietsen we grotendeels over asfalt: de enige manier om snel een heel eind naar het westen te komen. We klimmen meer dan 1.100 meter tot de Puerto San Glorio (1.600 m), waar we genieten van een fraai uitzicht op de bergen in het zuiden waar we gisteren nog vlak langs fietsten. We dalen door een ruig dal naar het zoetwaterbassin Embalse de Riaño af. Met die steil uit het water oprijzende bergen heeft het hier wel wat weg van de Noorse Lofoten.

Na een lunch in downtown Riaño gaan we langs het meer verder noordwestwaarts. Bij Acebedo slaan we linkaf af naar Marana. Nu we hier zijn, lijkt de vooraf geplande track over de Pico de Tronisco niet te doen: de fietsen ver omhoog duwen zonder de zekerheid van een pad. We kiezen daarom voor de ‘veilige’ jeep track naar het noordwesten. Na enkele kilometers nemen we de asfaltweg naar de Puerto de Tama (1.429 m), gevolgd door de Puerto de Las Señales (1.630 m). We dalen door een ruige vallei af naar het slaperige Puebla de Lillo.

Dag 7: Puebla de Lilo > Caldas de Luna (84 km)

Na enkele kilometers asfalt fietsen we over een jeep track verder westwaarts. Op enkele huizen, auto’s en wat koeien in het begin na zien we tot het dorp aan de andere kant van de pas helemaal niemand. Deze pasweg is niet erg steil of stenig. Helaas is het uitzicht beperkt door de laaghangende bewolking waaruit het gaat regenen. We fietsen gestaag omhoog naar de pashoogte (1.700 m) en gaan daarbij vlak onderlangs de Cuerna (2.140 m).

Tijdens de mooie afdaling botst een rennend hert bijna tegen Rudi aan. Het blijft even verschrikt staan, maar herpakt zich snel en sprint in sierlijke bewegingen de helling aan de andere kant van de weg op. Vanaf het dorpje Villaverde de la Cuerna gaan we over asfalt verder. Na Tolibia de Abajo vernauwt het dal zich opeens en wurmen weg en Río Curueno zich tussen steile bergwanden naar beneden – als een soort afvoerputje van de vallei. Na een paar kilometer slaan we rechtsaf en klimmen we gestaag in de regen door een steeds breder wordende vallei.

Ondanks dat de route niet zwaar is –of misschien wel daardoor– krijg ik last van een energiedip. In Carmenes zitten we nét in een bushokje om te lunchen wanneer het keihard begint te regenen. Donkergrijze wolken trekken voorbij. De energiedip wordt een motivatiedip. Ik wil opgeven, want wat heeft fietsen in dit k-weer nou voor zin? Is het niet beter om in het hotel aan de overkant van de weg op te warmen en de dag uit te zitten? Maar dan houdt het op met regenen en wordt het lichter. Okay, we gaan door!

We fietsen door brede valleien met prachtig gevormde bergen, zeker bij het bassin Embalse de Casares. Vanaf de Tunel de Aralla (1.450 m) dalen we af naar het veel grotere reservoir Embalse de Los Barrios de Luna. We komen langs de oostzijde van dit meer door een woest landschap geflankeerd door donkergrijze regenwolken. We gaan onder een snelweg door en komen uiteindelijk uit bij een te duur maar wel fijn wellnesshotel in Caldas de Luna.

Dag 8: Caldas de Luna > Pola de Somiedo (58 km)

Oef! Het drinken van die fles wijn gisteravond was misschien niet zo’n goed idee. Ik heb slecht geslapen en voel me wat slapjes. Gelukkig beginnen we de dag eenvoudig: we gaan eerst met de wind in de rug langs de oevers van het meer, en vervolgens een heel stuk het hoofddal door. In San Emiliano ontmoeten we een excentrieke, Engelssprekende Spanjaard op een oude fiets. Hij zegt dat er in dit gebied dit jaar erg veel regen is gevallen, en twee maal zoveel sneeuw als normaal.

In het fraai gelegen Torrestío gaan we over een gravelweg tussen hoge bergwanden door naar de Alto de la Farrapona (1.708 m). Wij slaan hierboven linksaf en nemen de jeeptrack naar de Lagos de Cueva. Vanaf daar klimmen we steil naar een hoger gelegen, drassige vlakte met enkele meertjes (Lagos de Saliencia), waar het pad ophoudt. Na een regenachtige lunch fietsen en lopen we verder over de vele sporen in het gras.

Boven op het zadelpunt boven de Lago de Valle (1.750 m) wordt het lastig. Het gemarkeerde wandelpad naar het meer is zompig, smal en het is onduidelijk of dit eigenlijk wel het juiste is. We keren om en nemen een ander gemarkeerd pad richting een gebouw. Ook dit pad is bijzonder nat en smal, maar we dalen tenminste. Bij het gebouwtje wordt de doorgang naar de jeep track die verderop ligt versperd door een koeiendrekmoddersnelweg. Daarom nemen we een afsteker over een smal paadje, in dit geval tussen doornstruiken en prikkeldraad door.

Beneden in het prachtige dal aangekomen dompelen we onze fietsen in een bergbeek onder. We vervolgen onze weg over een goede onverharde weg, die vanaf Valle de Lago overgaat in een asfaltweg, en zoeven daarover verder naar onze bestemming La Pola (700 m). We slenteren daarna nog wat in dit dorpje rond. We zien er meerdere karakteristieke horréos: (graan)opslagschuren op vier poten met daartussen molenstenen (tegen muizen en ander ongedierte). Tegenwoordig doen ze vooral dienst als overkapte parkeerplaatsen.

Dag 9: Pola de Somiedo > Mieres Del Camin (75 km)

Vandaag zullen we vrijwel alleen over asfalt fietsen. Het eerste stukje van Pola naar La Riera dalen we af door een nauwe kloof. Het lijkt hier wel Minecraft canyon country! Bij La Riera gaan we rechtsaf, de AS-265 op. Over deze doorgaande weg stijgen we bijna achthonderdvijftig meter (8,4% gemiddeld) naar de Puerto de San Lorenzo (1.347 m). We dalen snel af naar San Martin, waar het gaat regenen. We vluchten naar een bar waar we koffie en boccadillos halen.

We dalen verder af, deels over een tot fietspad omgetoverde oude mijnspoorlijn (de Senda del Oso), die spectaculair tussen en onder steile en hoge bergwanden door kronkelt. Voor het eerst in dagen zien we andere mensen fietsen. Dan komen we bij Las Xanas aan. Thuis had ik een route door de kloof ingetekend, maar die blijkt helaas afgesloten. Een afslag verder dan maar: een track die steeds steiler en glibberiger wordt; na een kilometer moeten we opgeven. Jammer, maar we kunnen ook over de asfaltweg. We klimmen meer dan 300 meter de heuvel op (10% gemiddeld). Bijna boven gaat de miezerregen over in harde regen.

Na een tijdje fietsen in de stromende regen komen we aan in het niet erg uitnodigende Mieres, gelegen in het hart van het kolenmijngebied van Asturië. Ik zou hier later nog wel eens willen terugkomen om de geschiedenis en topografie van de tientallen mijnen en spoorlijntjes te verkennen. We verlaten onze klamme hotelkamer om in de Trattoria La Peppa de best pizza ever te eten. De bardame vertelt dat de weersomstandigheden in Noord-Spanje in jaren niet zo slecht zijn geweest, en vergelijkt de situatie met de Bijbelse Zondvloed. Nou, dat gaat misschien wat ver…

Dag 10: Mieres Del Camin > Cangas de Onis (88 km)

We ontbijten in het gezellige Cafe Palau, dat als scheepskajuit is ingericht. Om ons heen zitten allemaal werkenden die moed verzamelen voor de nieuwe werkweek. We fietsen Mieres uit over een oude mijnspoorlijn die naar de Pozu Tres Amigos en Pozu Polio voert. Overal in dit dal zien we in de dorpjes en stadjes oude woonblokken voor de mijnwerkers. Wij slaan halverwege het dal af en klimmen naar Otones (600 m).

Tijdens de afdaling rijden we nog een blokje om over smalle weggetjes door de schattige dorpjes La Caleya en Les Cuestes. Beneden in de vallei fietsen we vanaf Sama, vaak over een separaat fietspad, een tijd door het dal van de Río Nalon. In dit verder wat deprimerende gebied zien we overal interessante restanten van voormalige mijnbouwactiviteiten. Op een enkele plek lijkt er zelfs nog een mijn operationeel. De gerenoveerde gebouwen van Pozo Soton bij San Martin vind ik indrukwekkend!

Bij Los Barreros slaan we linksaf en stijgen we gestaag naar het gehucht La Faya Los Llobos (650 m). Hier verlaten we het asfalt en nemen we een karrenpad tegen de heuvel op. Iets verderop blijkt de door mij thuis ingetekende weg een nauw, glibberig en overwoekerd koeienpad waar niet door te komen is. Via een alternatief blubberpad dat op een boerenerf met varkens eindigt komen we een stukje verderop weer op de geplande route. 

De komende vijftien kilometer rijden we over een prachtig hooggelegen gravelweg die op de 15-20% steile stukken met ribbels verhard is. Bij Campa Gues (950 m) drinken we een bakje koffie voordat we onderlangs de Pico Peña Mayor (1.149 m) door fietsen. Hierna volgen enkele venijnige klimmetjes voordat we bij de Pico Redondo aan een lange, afwisselende afdaling door weiden en bossen beginnen, die bij de brug in Miera eindigt.

We dalen verder af naar L’Infiestu om vanaf daar over de saaie N634 oostwaarts te gaan. De laatste acht kilometer pakken we een leuke binnendoorweg naar het vrij drukke Cangas de Onis. Blijkbaar is dit de toeristische toegangspoort naar de Picos de Europa. Toegegeven: de steile dertiende-eeuwse brug is prachtig. Op een terras eten we samen een pan paella leeg. Naast ons schenken de obers vanuit een hoog in de lucht gehouden fles cider in glazen – zonder te kijken. Dat is eventjes grappig, maar verveelt al snel.

Dag 11: Canga de Onis > Posada de Valdeon (81 km)

Voordat we vertrekken wil ik even mijn voorrem nakijken omdat deze aanloopt. Het lukt me echter niet om dit te fixen, ook niet met nieuwe remblokjes. Maar ik heb geluk: vlakbij zit een goede fietsenzaak met werkplaats. Binnen een kwartier heeft de fietsenmaker de voorste schijf rechtgebogen (dat was het euvel) en de schijfremplaatjes van de bijna versleten voor- en achterremmen vervangen, inclusief ontluchten en afstellen van de remhendels. De rekening: 7 euro.

Door dit oponthoud vertrekken we pas laat, maar dat is geen probleem want we rijden vandaag alleen over asfalt. Helaas is het zwaar bewolkt en laat de zon zich de hele dag niet zien. We gaan eerst tien kilometer over de N625 zuidwaarts, en slaan dan rechtsaf de AS-261 in naar het dal van de Río Ponga. Die rivier wurmt zich op een gegeven moment door een nauwe kloof. Door het vele regenen gutst het water van alle kanten de steile hellingen af, en stroomt het soms ook over de weg.

In San Juan de Beleño drinken we koffie voordat we aan de klim naar een col zonder naam beginnen. Deze begint behoorlijk steil, en ik krijg last van krampjes in mijn rechterbeen. In theorie zouden we vanaf de pashoogte (1.012 m) een fantastisch uitzicht op de Picos moeten hebben, maar door de laaghangende bewolking zit dat er vandaag helaas niet in. We dalen dus snel af naar het hoofddal.

In het hoofddal wurmt de Río Sella zich spectaculair tussen enorm hoge wanden door. Wat moet het hier mooi zijn als de zon schijnt! Na Oseja de Sajambre gaat de weg verder door het bos en wordt het mistig; van de omgeving zien we weinig meer. Het is nu vooral een kwestie van vechten tegen de zadelpijn tot aan de Puerto de Panderrueda (1.470 m), waarna we snel naar Posada de Valdeon afdalen. Hier vangen we eindelijk een glimp op van de indrukwekkende Picos de Europa.

Dag 12: Posada de Valdeon > Panes (66 km)

Vanuit Posada klimmen we 850 meter: eerst over asfalt naar de Puerto de Pandetrave (1.525 m) en vervolgens een stukje over een jeep track naar de feitelijke pashoogte (1.780 m). Waar we bij ons vertrek uit het dorp nog redelijk wat van de bergwanden van de Picos konden zien, eindigen we boven op de col in de wolken. Aan de andere kant is het zicht gelukkig een stuk beter.

De afdaling verloopt over een overwegend goede jeep track, en eindigt bij Fuente De (1.000 m) bij het dalstation van de kabelbaan. Daar gaan we met de fietsen in een vrij kleine gondel naar Mirador El Cable (1.750 m). Hier genieten we van een uitzicht op de enorme bergwanden, vergelijkbaar met (maar een stuk minder hoog dan) de Eiger-noordwand. Het is even wennen aan de vele toeristen die hierboven zijn.

Na een lunch in het restaurant fietsen we een klein stukje tussen de toeristen en sneeuwveldjes omhoog, alvorens we noordoostwaarts door het langgerekte dal 1.000 hoogtemeters afdalen. Bij het gehucht Texu begint het asfalt weer en gaan we over een steile weg naar het fraai gelegen Sotres. Helaas betrekt het en komt de zon er niet meer aan te pas. Na Sotres fietsen we nog steiler oostwaarts voordat we kilometers lang langs bergwanden naar Tresviso afdalen.

In Tresviso hervatten we ons mountainbike-avontuur door zigzaggend over het beroemde wandelpad 750 meter naar Urdon af te dalen. Dit spectaculaire pad is ooit aangelegd voor de postbezorging wanneer Tresviso was ingesneeuwd. Soms kunnen we fietsen, maar op veel stukken liggen zoveel grote keien dat we moeten afstappen. Beneden aangekomen dalen we nog een kilometer of tien naar Panes af.

Dag 13: Panes > Santander (79 km) > Bilbao

Dit is alweer de laatste dag van onze fietsreis, en een makkelijke: 100% asfalt en weinig hoogtemeters. Vanuit Panes rijden we eerst richting de kust. Daar ligt het stadje San Vincente de la Barquera prachtig aan een baai met drooggevallen bootjes. We zien langs de autoweg vele pelgrims op weg naar Santiago lopen, soms op speciaal voor hen geasfalteerde wandelpaden. Gezien de vele pelgrimhotels langs de route vaart de lokale commercie er wel bij.

We komen al om 15.00 uur bij het busstation van Santander aan. Van busmaatschappij Alsa moeten we beide wielen loshalen en alles zo klein mogelijk inpakken (in een tas of in folie gewikkeld). Na een relaxte busreis van 90 minuten uur over de snelweg komen we in Bilbao aan. Ons hotel bevindt zich in het levendige, oude deel van het centrum. Hier zijn vele smalle straatjes met huizen van vijf verdiepingen hoog. De volgende dag slenteren we door de stad en bezoeken we het Guggenheimmuseum (Chagall expositie!) alvorens we naar Nederland terugvliegen.

Statistieken

– Dag 1: Bilbao Airport > Quincoces de Yuso (86 km; 1.794 hoogtemeters)
– Dag 2: Quincoces de Yuso > Vega de Pas (78 km; 1.524 hm)
– Dag 3: Vega de Pas > Reinosa (85 km; 1.983 hm)
– Dag 4: Reinosa > Potes (70 km; 1.973 hm)
– Dag 5: Potes > La Vega (66 km; 2.364 hm)
– Dag 6: La Vega > Puebla de Lillo (92 km; 1.954 hm)
– Dag 7: Puebla de Lilo > Caldas de Luna (84 km; 1.484 hm)
– Dag 8: Caldas de Luna > Pola de Somiedo (58 km; 1.073 hm)
– Dag 9: Pola de Somiedo > Mieres Del Camin (75 km; 1.305 hm)
– Dag 10: Mieres Del Camin > Cangas de Onis (88 km; 1.727 hm)
– Dag 11: Canga de Onis > Posada de Valdeon (81 km; 2.178 hm)
– Dag 12: Posada de Valdeon > Panes (66 km; 1.474 hm)
– Dag 13: Panes > Santander (79 km; 1.240 hm) > Bilbao

Categorieën
2012 Spanje

Trip op Tenerife

In december 2014 fiets ik een rondje tegen de klok in op het Canarische eiland Tenerife. De geaccidenteerde weg voert langs de droge zuidoostkust, door het prachtige Anaga en bovenlangs de ruige Gigantes, en ik benader de vulkaan El Teide vanuit twee richtingen. Deze vakantie neem ik geen tent mee. Het weer is nogal wisselend: zon, wind, regen en mist, en temperaturen tussen de 0 en 25 °C. Ik leg in zes dagen 435 kilometer af en stijg daarbij meer dan 11.000 meter.

Dag 1: San Isidro > Santa Cruz de Tenerife (90 km)

Het had niet veel gescheeld of ik had nu niet op Tenerife gefietst. Gisteren op Eindhoven Airport wilde Ryanair mijn fiets eerst niet meenemen. Ik had hem in een VK-fietshoes verpakt –net zoals bij eerdere vliegreizen zij het met KLM– maar volgens de dame van de incheckbalie moest de fiets toch echt in een afgesloten tas of doos. Ik wees er fijntjes op dat het woord “afgesloten” niet in de bagagevoorwaarden voorkomt. Onder druk van een steeds een langer wordende rij achter mij mocht de fiets alsnog mee.

Nadat ik op Tenerife South Airport ben aangekomen laat ik de fietshoes en ander verpakkingsmateriaal bij het hotel in San Isidro achter en begin over de TF-636 naar het noordoosten te fietsen. De omgeving is niet indrukwekkend, maar door de meanderende weg verveel ik me geen moment. De hoogteverschillen en stijgingspercentages zijn laag. De eerste helft van de etappe is het landschap gortdroog. Ik zie maar weinig mensen, af en toe een oud mannetje dat het land bewerkt.

Vanaf Güímar is het uitzicht richting het noordwesten best aardig. Aan mijn rechterzijde is het drukke verkeer op de snelweg goed zichtbaar. Vanaf hier tot aan Santa Cruz is er veel lintbebouwing. Santa Cruz zelf is een behoorlijk grote (meer dan 200.000 inwoners) en voor fietsers onoverzichtelijke stad, en ik ben blij dat ik mijn Garmin kan gebruiken om naar het hotel te navigeren. Dat hotel is gelegen midden in het gezellige, in Kerstsfeer gehulde centrum.

Dag 2: Santa Cruz de Tenerife > Costa de Valle Guerra (70 km)

Van de saaie, dichtbevolkte heuvels bij Santa Cruz fiets ik binnen mum van tijd naar het spaarzaam bewoonde, groene Anaga-gebergte. Die groene heuvels vormen een flink contrast met de haven, olieopslagtanks en het boorplatform aan de rechterhand. Er zijn er op deze mooie zondagochtend veel joggers en wielrenners te zien. Bij San Andrés ga ik over de TF-12 verder: een erg mooi aangelegde en niet al te steile weg, die naar El Bailadero op de hoofdkam van het gebergte voert. Au!

Ik neem vanaf daar de TF-123 naar het oosten, en sla vervolgens linksaf naar Cabazo del Tejo. Ik fiets nu over een goed berijdbare jeep track. Het pad eindigt op een plek vanaf waar ik naar het noordwesten een werkelijk fenomenaal uitzicht heb op de enorme kliffen langs de kust. Vanaf dit uitzichtpunt neem ik de shortcut naar Chamorga: 300 meter afdalen over een steil en soms glibberig wandelpad. Hele stukken moet ik mijn achtertassen apart dragen. Ik glij uit en stoot hard met mijn ribben tegen het zadel.

Het dorpje Chamorga zelf valt tegen. Ik ga snel richting El Bailadero en daarna Las Mercedes. De weg gaat grotendeels langs de bergkam en levert daardoor mooie uitzichten naar alle kanten op, inclusief El Teide in de verte. Na een lange afdaling beland ik bij het Lagarto backpacker hostel: bed en ontbijt voor 15 euro, en voor 9 euro extra is er barbecue en onbeperkt zuipen… Met (surf)gasten uit Spanje, Italië, Australië, Engeland, Frankrijk, Finland, Denemarken en Nederland is het erg gezellig.

Dag 3: Costa de Valle Guerra > La Higuerita (90 km)

Oef! Misschien was het niet zo verstandig om alcohol te drinken en pas om 1.30 uur mijn stapelbed in te rollen. Ik heb geen energie om naar El Teide te fietsen, maar… kom op! De dag begint zonnig – ik smeer me zelfs in – maar al na een half uur begint het te regenen en dat blijft zo tot 17.00 uur. De thuis bedachte route blijkt uitdagend: de ‘witte wegen’ op de kaart zijn zonder uitzondering extreem steil, vaak 15 tot 25%. Ik ben dan ook blij als ik in La Esperanza de ‘gele’ TF-24 kan vervolgen.

De weg gaat langs en over de bergkam naar El Teide. Het is koud, nat en door de mist zie ik niets van de omgeving: echt een rit om ‘uit te zitten’. Tot mijn verrassing breekt een paar honderd meter onder de top bij Montaña de la Negra de zon door, en wordt mijn inspanning (meer dan 2.600 meter klimmen) op het hoogste punt (2.300 m) beloond met het uitzicht op de 3.718 m hoge Pico del Teide en de sterrenwacht in de ondergaande zon. Het is hier koud en er ligt zelfs ijs op de weg. Hierna volgt een lange afdaling in het donker naar La Higuerita.

Dag 4: La Higuerita > Las Portelas (53 km)

Vandaag ga ik bijtijds weg en probeer ik de steile ‘witte wegen’ te mijden. Het eerste stuk via Los Realejos, La Guancha en Icod de Los Vinos is best aardig. De weg vanuit Icod naar El Amparo begint megasteil en is tot aan Montana de las Parras dik 8% gemiddeld. Bij Erjos duik ik een tien kilometer lange jeep track op dat door het bos naar Las Portelas gaat. Het is hierbij hoofdzakelijk afdalen over een redelijk wegdek. Jammer genoeg is de begroeiing te dicht om iets van de omgeving te kunnen zien.

In Las Portelas volgt een zeer steile klim naar het eindpunt van vandaag: Albergue de Bolico. De in Baskisch rood geschilderde verblijven steken mooi af tegen de lichtgroene omgeving. Ik logeer hier twee nachten. De drie andere gasten komen ook uit Nederland. Een Spaanse biologiestudente is onze gastvrouw. De albergue heeft een enorme keuken, alleen heb ik geen eten om te koken, en in het dorp kan ik nergens boodschappen doen. Gelukkig is er aan de hoofdweg een restaurant.

Dag 5: Las Portelas (rustdag; 30 km)

Ik heb niet veel energie, krijg last van mijn (gekneusde?) ribben (zie dag 2) en morgen staat er een zware dag op de agenda. Kortom: vandaag doe ik dus rustig aan. Ik daal eerst af naar El Palmar. Daar steekt opeens een erg krachtige wind vanaf zee op; ik moet 20 minuten achter een muurtje schuilen. De klim naar Teno Alto is pittig: 400 meter stijgen in vier kilometer over een slechte weg. Door de laaghangende wolken –die trouwens droog zijn, heel apart– zie ik nauwelijks iets van de omgeving.

Wanneer ik op de hoogvlakte aankom breekt dan toch eindelijk de zon door. Ik rijd wat rond over de vele weggetjes, en fotografeer kippen, ganzen en geiten. Op de terugweg neem ik halverwege de afdaling een smal, verhard en soms retesteil weggetje dat uiteindelijk boven Las Portelas uitkomt. Ik fiets dan nog even over de TF-436 door naar de Taibabapass, maar daar steekt er opeens een storm op. Na een kwartier schuilen vlucht ik naar beneden. De rest van de dag hang ik rond in de albergue.

Dag 6: Las Portelas > San Isidro (102 km)

Voor mijn doen ben ik vroeg uit de veren: al om 7.45 uur zit ik op de fiets. De TF-436 bovenlangs Los Gigantes is prachtig. Het is ’s morgens vroeg erg rustig; de toeristen die in de kloof van Masca willen afdalen zijn nog nergens te bekennen. Helaas is er te weinig (zon)licht om fatsoenlijke foto’s van dit dal te maken. De klim naar Santiago del Teide is behoorlijk pittig (vier kilometer lang 10%), maar doordat de weg zo afwisselend is, merk ik daar weinig van.

Na een snel ontbijt in Santiago neem ik de TF-375 en vervolgens TF-38 naar El Teide. De weg is lange tijd supersaai: 4 tot 5% klimmen over lange rechte wegen, waarbij ik door de laaghangende wolken weinig van de omgeving kan zien. Pas in de laatste bocht, bij Cuevas de Somara, breekt de zon door en sta ik oog in oog met El Teide. Hier is het uitzicht op de vulkaan het allermooist, al was het maar vanwege het contract tussen de lichtgroene bomen, de bruine aarde en de blauwe lucht.

Bij Boca Tauce (2.050 m) sla ik linksaf en fiets ik door een westernlandschap (de Cañadas) naar het oosten. Waar automobilisten op de rest van het eiland extreem hoffelijk rijden, halen de dagtoeristen van de vreselijke stranden van de Playa de las Americas hierboven soms gevaarlijke capriolen uit. De bizarre rotsformaties van de Roques de García (2.140 m) zijn grappig om te zien, zeker de balancerende Roque Cinchado. (Al vind ik de lavaformaties op IJsland een stuk interessanter.)

Ik fiets weer terug naar Boca Tauce, klim nog een klein stukje, en geniet van de naaldbomen die spookachtig tegen het wolkendek afsteken. Wat volgt is een afdaling van 33 kilometer en 2.000 hoogtemeters naar San Isidro. Daar koop ik in de bouwmarkt onder het hotel een extra canvas zeil en touw, zodat ik mijn fiets morgenvroeg zonder risico langs de Ryanair incheckbalie kan krijgen.

Het was een geslaagd uitstapje!