Categorieën
2017 Peru

Cordillera Blanca & Huayhuash

In juli fietsen Rudi en ik drieënhalve week in Peru. De weg voert over vele wegen kriskras door de Cordillera Blanca en langs de Huayhuash: het gebied met de hoogste concentratie vijf- en zesduizenders van de hele Andes. We reizen door brede valleien en diepe kloven, over de weidse pampa, door rurale gebieden, en natuurlijk over vele hoge bergpassen. We leggen bijna 1.200 kilometer af, waarvan zo’n 40% over onverharde wegen, en stijgen daarbij bijna een kleine 23 kilometer.

Vooraf: Vliegreis > Busreis > Acclimatiseren in Huaraz

Op Schiphol heerst chaos – en niet voor het eerst. Blijkbaar is de luchthaven niet berekend op de vakantiedrukte. We halen onze vlucht maar net. (Met een wat betere organisatie en signalering zou het toch vlotter kunnen.) In het vliegtuig zit ik naast een Duitser die al tien jaar in Lima woont. Met de beste intenties vertelt hij me over zijn ervaringen. In het begin is zijn verhaal nog positief, maar naarmate hij langer vertelt wordt zijn relaas steeds grimmiger (criminaliteit, corrupte politie etc.). Niet echt inspirerend om zo je reis te beginnen.

Van Lima Airport nemen we de taxi naar bus terminal Plaza Norte. Busmaatschappij Cruz del Sur vervoert ons en de fietsen op uitstekende wijze ‘s nachts naar Huaraz (3.050 m). In deze levendige stad met meer dan 100.000 inwoners, die in 1970 totaal werd verwoest door de Ancash aardbeving, acclimatiseren we twee dagen. We maken een aardige wandeling vanuit de stad de heuvel op, vanaf waar we een prachtig uitzicht hebben op diverse zesduizenders.

Dag 1: Huaraz > Caraz (70 km)

Vanmorgen beginnen we eindelijk aan onze fietsreis. Maar nét als we op weg zijn, belanden we in een demonstratie met voornamelijk vrouwen die tegen corruptie en voor onderwijs zijn. Of zoiets. Nadat we aan de demonstratie zijn ontsnapt, fietsen we naar het noordwesten, over een grotendeels geasfalteerde weg, die in ongeveer zeventig kilometer ‘netto’ achthonderd hoogtemeters daalt. Ondanks dat we over de hoofdweg fietsen, valt het met de drukte wel mee. Bovendien houden automobilisten goed rekening met ons.

Onderweg zien we aan onze rechterzijde diverse hagelwitte zesduizenders, waarvan de Huascaran (6.746 m) de op-een-na hoogste top van het continent is. We drinken met Franse medefietsers op een terrasje. Op hun advies gaan we op zoek naar stokken om vervelende honden af te weren (stenen hadden we al bij ons). De eigenaar van het café snapt niet dat we in West-Europa de twee kinderen per gezin niet halen; in Peru worden meisjes vanaf hun veertiende zwanger, en zijn de gezinnen vaak groot (en arm). We eindigen de dag in het levendige Caraz.

Dag 2: Caraz > Santa Rosa (60 km)

Vandaag vervolgen we onze weg naar het noordwesten. Ongeveer twintig kilometer na Caraz duiken we de Canon del Pato in: een nauwe kloof die de Rio Santa heeft uitgesleten, met steile wanden en bergtoppen die tot een kilometer boven ons reiken. Er zijn op vijftien kilometer afstand maar liefst 36 tunnels. Na Hualanca dalen we verder tot ongeveer 1.200 m. De vallei is hier opeens veel wijder, met prachtig reliëf en allerlei kleuren (oker, mintgroen, oranje) op de bergwanden. We willen echter niet op deze geringe hoogte blijven, omdat we niet zijn ingeënt tegen gele koorts en malaria.

In Yuracmarca verlaten we de doorgaande, geasfalteerde weg, en nemen de zandweg naar Santa Rosa (1.850 m). Daar regelen we een overnachtingsplek op een bovenverdieping van een tante van een bezoeker van de winkel die door Ovelia wordt gerund. Wassen kan beneden in een bagno. Communiceren met locals gaat stroef: we herkennen redelijk wat woorden (en anders Google Translate wel), maar een gesprek voeren is lastig. Vlak voordat we gaan slapen horen we het religieuze gezang van de dorpsgenoten. Het voelt hier ver van thuis.

Dag 3: Santa Rosa > Tarica (43 km)

We ontbijten in de dorpswinkel van Ovelia. Dan stijgen we 550 meter over een soms slechte onverharde weg. Ik begrijp niet hoe bussen door de soms steile bochten met mul zand naar boven kunnen rijden. Na een kilometer of acht bereiken we het asfalt. We klimmen gestaag boven langs de vallei. Aan de overzijde zien we prachtige bergen met vele structuren. Het is wel behoorlijk heet: tot wel 47 °C in de zon.

In Yanac stoppen we om wat te eten. Het prijsniveau hier is laag: we betalen voor een bord soep, een bord pasta, aardappelen en kip, twee glazen limonade en een beker koffie zo’n 2,50 euro per persoon. We vervolgen onze klim tot aan Tarica (3.350 m), waar we zullen stoppen na meer dan 1.700 meter te hebben geklommen. Er is in dit dorpje veel volk op straat, onder wie veel vrouwen met van die typische hoeden, vesten en rokken. Iedereen lacht en roept “Gringos!” naar ons. We slapen in een basic hotel waar varkens beneden ons kamerraam knorren.

Dag 4: Tarica > Andaymayo (52 km)

Als we uit Tarica vertrekken is het veel rustiger dan gisteren. De mannen zijn met de bus naar hun werk, en de kinderen zijn door hun moeder naar school gebracht. Tijdens de eerste, steile kilometers komen we een vervelende hond tegen. Stoppen en even met de stok zwaaien doet gelukkig wonderen. We gaan oostwaarts, met aan onze linkerzijde in de diepte de Rio Utuhuaylla. Aan de andere kant van de pashoogte Abra Cahuacona (4.200 m) zijn de bergen bedekt met lappendekens van vele kleine akkertjes.

In Pasacancha eten we (zoals elke dag) pollo en arroz en drinken we Inka Cola. Buiten op straat zitten vier vrouwen in klederdracht gezellig te breien en te kletsen. Ze vinden ons erg interessant, want ze roepen van alles. Maar we verstaan hun Quecha (officieel de tweede taal van Peru) niet. We verlaten het asfalt en beginnen aan een lange, onverharde weg door landelijk gebied. Zonder uitzondering zijn alle mensen die we er tegenkomen, van jong tot oud, erg vriendelijk. We krijgen de indruk dat hier zelden fietsende gringos passeren.

In deze rurale dorpjes verbouwen de mensen nog zelf voedsel en leven ze nog met hun dieren samen. We zien en horen honden, katten, kippen, varkens, schapen, geiten, paarden, ezels en koeien. De varkens en paarden staan meestal langs de weg, aangelijnd aan een boom of steen. Schapen lopen met een herder door het dorp. Koeien worden door meisjes van de berg over smalle paadjes naar de huizen geleid. Kippen lopen overal. Weinig mensen hebben een auto. Sommige kinderen hebben een fiets: best knap in deze bergen!

In het dorpje Pariashpampa voeren we een gesprekje met een meneer, die ons het Quecha-woord voor mujer (vrouw) leert. Tijdens de daaropvolgende afdaling ontwijken we een paar grommende honden, die er een sport van maken om in banden van voorbijrijdende voertuigen te bijten. In Andaymayo (3.090 m) vinden we een primitieve kamer, waar de spinnen en kippenkuikens gewoon naar binnen lopen. We klooien enorm met de Primusbrander: het leertje blijkt uitgedroogd, en de in Huaraz gekochte brandstof doet de nozzle steeds verstoppen.

Dag 5: Andaymayo > Pomabamba (58 km)

Na een ontbijt op het stoepje van onze kamer gaan we weer op weg. De regelmatig slechte weg slingert langs de bergwand naar het oosten. Het uitzicht op de bergen aan de overzijde, met daarop vele akkertjes, is fraai. De mensen zijn vriendelijk, en groeten terug. Jammer genoeg komen we vandaag geen winkels meer tegen die open zijn, waardoor we op restjes van gisteren de dag moeten doorkomen. Nadat we bijna duizend hoogtemeters over een slechte onverharde weg de Palo Seco (3.770 m) hebben bereikt, belanden we in een soort Schots landschap.

De afdaling is zeer welkom, en gaat verrassend snel. De omgeving verandert snel. We fietsen nu vooral door bossen met eucalyptusbomen en het is hier relatief vochtig. Aan deze kant van de pas kijken de volwassenen vaak stoïcijns. Kinderen daarentegen barsten soms in schaterlachen uit als ze twee mannen in rare kleding op fietsen met tassen zien. In Pomabamba (2.950 m) vinden we een prima kamer in Hotel Las Begonias: een meer dan honderd jaar oud huis met binnenplaats, dat de zware aardbeving van 1947 heeft doorstaan.

Dag 6: Pomabamba > Llumpa (45 km)

Gisteravond begon ik ineens te rillen en werd ik erg moe, en ook vandaag heb ik weinig fut. Dat is best wel onhandig, gezien de bijna 1.000 hoogtemeters over onverharde weg die vandaag op het programma staan. Gelukkig is er veel afleiding. Na Pomabamba worden de mensen weer vriendelijker en is er veel te zien. We komen door diverse kleine dorpjes, en mensen werken op het land. Zo zijn ze het graan aan het opschudden met behulp van twee ossen. Daarnaast zien we gebruikelijke koeien, paarden, geiten, kippen, hanen, varkens, schapen, katten, honden, ezels etc. Maar geen lama’s…

Na Huaycho dalen we 300 meter af naar een sublieme picknickplek aan de Rio Lucma. Hierna klimmen we 400 meter over een soms steile en slechte weg, met veel stenen en mul zand. In Lucma (3.070 m) maken de armoedige huisjes plaats voor een gerenoveerde plaza, met een kerk, plantsoen, geel geverfde huizen en winkeltjes. Er is zelfs een modern flatgebouw. Daarop hangt een grote poster waarop staat wat te doen bij een aardbeving, landverschuiving of stortvloed.

Na Lucma zien we opeens in de verte enkele besneeuwde toppen. Volgens een man die daar zit te wachten, is één ervan de Alpamayo, “la montana mas bonita del muendo”. Vanaf nu blijven we prachtige uitzichten houden op fraaie bergwanden met diagonale uitstulpingen, en natuurlijk op de vele akkertjes. Vlak voor onze eindlocatie Llumpa zien we nog veel meer toppen van de Cordillera Blanca. Terwijl ik de overnachting regel, krijgt Rudi een hele horde enthousiaste jongetjes achter zich aan. Ze willen graag aan de fiets voelen, en helpen met het dragen van de fietstassen naar onze kamers.

Dag 7: Llumpa > Yanama (32 km)

Onze overnachtingsplek is een aanbouw aan een huis met een leuke binnenplaats, waar net als elders de maiskolven aan touwen hangen te drogen. Vanaf hier hebben we een prachtig uitzicht op de vallei van de Rio Pomabamba. In de ochtendzon steken de vele heuvelruggen mooi tegen elkaar af. Na ons vertrek zien we enkele kilometers buiten Llumpa een politieauto op de uitkijk staan, misschien wel om smokkelaars te onderscheppen uit het gebied ten oosten van de Cordillera Blanca, waar volgens ons Ministerie van Buitenlandse Zaken cocaïne wordt geproduceerd.

We vervolgen de route over een slechte, onverharde weg naar beneden. Na een flinke afdaling komen we bij een rivier aan in deze verder gortdroge vallei. Langs de Rio Yurma klimmen we via een aantal haarspeldbochten omhoog. Na verloop van tijd komen we door dorpjes met winkeltjes en scholen. De schoolkinderen lopen net als elders in de omgeving in uniform, en sommigen hebben fietsen van het merk Ruta Solidaridas. Op een gegeven moment zien we aan het eind van de vallei de mooie bergtoppen van de Yanapaqcha, Chacraraju en Paria.

Halverwege de middag arriveren we in het fraai gelegen Yanama. Dit stadje heeft een proper stadsplein, waar je goed kunt vertoeven. Voor het eerst in dagen zien we weer een toerist. Er staat hier een Evangelische Kerk; proberen de Amerikanen zieltjes te winnen? Vanuit de deuropening van onze kamer in Hostel Pino kijken we toe als twee mannen en een vrouw met behulp van twee paarden stro malen. Dit alles tegen de achtergrond van mooie bergtoppen, waaronder de Piramide (5.885 m), een soort Matterhorn.

Dag 8: Yanama > Orkoncocha (49 km)

Na het ontbijt maken we nog wat foto’s van het plaatsje en de ietwat misplaatste kerk. Het eerste stuk fietsen gaat op en neer, waardoor we in netto hoogtemeters nauwelijks opschieten. Dit verandert na het dorpje Vaqueria (waar we voor het eerst deze vakantie Westerse wandelaars zien): vanaf nu stijgen we continu. Er liggen duizenden losse keien en kiezelstenen op de weg. Dit vergt veel van onze concentratie en behendigheid, in een steeds zuurstofarmer omgeving. Als we onszelf uiteindelijk naar de pashoogte van de Portachuelo de Llanganuco (4.700 m) hebben geharkt, genieten we van een grandioos uitzicht op de grootste concentratie zesduizenders van Zuid-Amerika.

De pasweg naar beneden ligt tegen een enorme bergwand aan gedrapeerd. Van bovenaf gezien lijken de vele haarspeldbochten een verademing na de uitputtende klim. Helaas is het wegdek aan deze kant beroerd, en stuiteren we op onze ongeveerde fietsen 800 meter omlaag. Daar komen we aan bij een kampeerweide naast de bergbeek. Na het avondmaal genieten we van de vele duizenden sterren. ’s Nachts word ik wakker van vreemde dierengeluiden. Als ik met mijn hoofdlamp naar buiten schijn, zie ik op zo’n twintig meter afstand oogjes van dieren heen en weer bewegen. Zouden dat vossen zijn?

Dag 9: Orkoncocha > Caraz (44 km)

We slapen uit totdat de zon om 8.00 uur de vallei verlicht. Terwijl we op ons gemak ontbijten, beginnen de anderen op de kampeerweide aan hun trektocht of bergbeklimming. Er arriveren bussen die nóg meer trekkers droppen. Maar wij gaan verder naar beneden. Het eerste stuk fietsen langs het meer is hobbelig. Na de entree van het nationaal park wordt de weg gaandeweg beter, en bij de lager gelegen dorpjes kunnen we zelfs gaan cruisen. Vanaf Yungay gaan we over de asfaltweg verder naar Caraz. Aan het Plaza de Armas vinden we een hotel met internet (Perla de los Andes).

Dag 10: Caraz > Chicarhuapunta > Caraz (80 km)

De Cordillera Negra is de dorre en ruwe bergrug ten westen van de Cordillera Blanca, Vanaf de Negra-zijde schijnt het uitzicht op de besneeuwde toppen aan de Blanca-zijde aan de andere kant van het dal fantastisch te zijn. Vandaar dat we vandaag vanuit Caraz meer dan 2.000 meter naar de pashoogte van de Abra Chicarhuapunta gaan klimmen. We fietsen licht bepakt en over asfalt.

In het eerste kwart van de klim, vanaf de brug over de Rio Santa, is het al gelijk flink klimmen (8%) naar en door de eerste paar dorpen Tocash en Pueblo Libre Nuevo. In dat tweede dorp wachten twee agressieve honden ons op. Daarna volgt een makkelijker tweede kwart. Het derde kwart van de beklimming is onregelmatig, soms steil (tot 12% in onverharde bochten), en komen steeds meer gaten in de weg. Tegen de steile helling, met prachtige structuren van top tot dalbodem, zien we een piepklein dorpje met akkertjes.

In het laatste kwart van de beklimming wordt de weg minder steil. Hier zijn ook de bijzondere puya raimondii te zien. Van nature komt deze plant in Peru en Bolivia voor, waar zij in koele hooglanden op een hoogte van 3.200 tot 4.800 m groeit. De bloemtros kan een hoogte van tien meter bereiken, met duizenden enkele bloemen. Halverwege de middag bereiken we de Abra Chicarhuapunta (4.314 m). Tijdens de grandioze afdaling moeten we enorm goed opletten met al die gaten in de weg en de abrupte overgangen tussen laagstaande zon en schaduw.

Dag 11: Caraz > Laguna Paron (18 + 14 km)

We willen naar Laguna Paron: bijna 2.000 meter klimmen over onverharde weg, zonder overnachtingsmogelijkheid onderweg. Daarom regelen we een taxi, die ons de eerste kilometer omhoog brengt. De fietsen, alle tassen en ikzelf worden achter in de stationcar gepropt. De chauffeur zet ons af bij de slagboom bij de grens van het nationaal park. Terwijl we een of ander formulier invullen, prikken kleine steekvliegjes ons lek. Of liever gezegd: hapvliegjes, want het bloed loopt er gewoon uit.

Fietsen over de slechte weg doen we met een snelheid van slechts 5 km/u. Toch glijden we bijna nergens weg – een kwestie van goed kijken en per meter manoeuvreren. De horzels vormen een grotere uitdaging: die zoemen hinderlijk om je hoofd, en slaan meteen toe als ze de kans krijgen. Na veertien kilometer arriveren we bij het bergmeer. Het is hier mooi, al zitten we ook wel een beetje opgesloten tussen de steile bergen. Die middag maken we nog een paar korte wandelingen. Daarna nemen we onze toevlucht tot de refugio, waar we samen met Chilenen en Fransen gezellig bij het haardvuur bivakkeren.

Dag 12: Laguna Paron > Carhuaz (68 km)

Om 7.15 uur komt tussen de Artesonraju (5.999 m) en de Chacraraju (6.108 m) de zon op, en verdwijnt de ijslaag op de tent. Tijdens de lange afdaling rijden we voorzichtig om een stootlek, spaakbreuk of velgbreuk te voorkomen. Na een tussenstop in Caraz gaan we over de hoofdweg zuidoostwaarts. We hebben tussen Yungay en Carhuaz regelmatig last van vervelende honden die plots de weg oprennen. Diverse malen moeten we stilstaan en hen dreigen met slaan –Rudi met zijn stok, ik met mijn pvc-buis– en stenen gooien. We zijn die honden nu echt zat.

Dag 13: Carhuaz > Catac (70 km)

Vandaag willen we graag naar de Punta Olimpica, en vanaf daar morgen naar San Luis. Ons geld raakt op, maar de enige geldautomaat van Huaraz doet het niet. We hebben nu drie opties: (1) over de Punta Olimpica fietsen en erop gokken dat de automaten daar wél werken (maar zo niet, dan hebben we een probleem), (2) met de collectivo voor 3 Sol p.p. heen en weer naar Huaraz (maar dan zijn we een dag kwijt), of (3) naar Huaraz fietsen, daar pinnen, en dan verder door naar Catac, vanaf waar we naar de Cordillera Huayhuash kunnen. Het wordt optie 3. Het levert helaas een dag op die zo saai is dat we geen enkele foto maken. En nog erger: Rudi ontwikkelt een vervelende zadelpijn.

Dag 14: Catac > Chiquian (78 km)

We ontbijten in het restaurantje van Hotel Yadir, dat bijzonder lieve eigenaren heeft. Het eerste stuk van onze etappe is ietwat eentonig. De weg over de pampa is overwegend vlak met lange rechte stukken, en weinig verkeer. Aan onze rechterzijde is niet echt wat te zien. Of misschien toch: zijn die vogels in de verte condors? Aan onze linkerzijde is het uitzicht beter: boven de pampa torent een bergmassief uit met als hoogste top de Caullaraju (5.682 m). Op een gegeven moment fietsen we langs een uitgestrekte grasvlakte waarop piepkleine dorpjes en af en toe vee te zien zijn.

We lunchen in Conococha (4.110 m), waarna we de grote weg naar Lima verlaten en de grasvlakte oversteken. Ook hier zijn weer vervelende honden die ons zelfs een tijdje achtervolgen. Na de vlakte volgt een korte beklimming naar Mojon (4.260 m), waar we rechts afslaan. Tijdens de slingerende afdaling zien we aan de overzijde van de vallei vele kleine akkertjes tegen de bergwanden aangeplakt. En in de verte zijn de toppen van de Cordillera Huayhuash (spreek uit: “waiwasj”) zichtbaar. In Chiquian overnachten we in Hotel Los Nogales: een oud huis met dikke, in felle tinten geschilderde muren, en op de binnenplaats een prachtige tuin.

Dag 15: Chiquian > Pocpa (32 km)

’s Morgens ontbijten we met Marc, een Canadees van begin vijftig. Hij leeft van inkomsten uit aandelen en verhuur van onroerend goed, en fietst regelmatig een paar maanden door Zuid-Amerika. Hij is een echte kletskous, maar wij moeten verder. We gaan over een onverharde weg naar de rivier, vanaf waar we verder afdalen door een prachtige, ruwe, en droge vallei, met cactussen en andere mooie planten. Op het laagste punt van de week (2.620 m) slaan we linksaf en klimmen geleidelijk langs een bergbeek omhoog.

In Llamac vinden we met hulp van een jongetje een winkel die tijdens de siësta open is; ik beloon hem met een lolly. De lokale camping bevindt zich achter een gesloten hek, dus we fietsen nog enkele kilometers door naar Pocpa (3.470 m). Daar kunnen we op een veldje naast de beek kamperen. Voor het piepkleine dorpswinkeltje word ik bijna gebeten door een schaapshond, die ons later ook bij de tent lastigvalt. Hij blijft een hele tijd op een veilige afstand voor onze stokken en stenen blaffen.

Dag 16: Pocpa > Quartelhuain (13 km)

Pas om 9.00 uur bereikt de zon ons kampeerplekje. Rudi heeft nog last van zadelpijn en inmiddels ook van zijn darmen, en heeft daardoor weinig energie. Gelukkig hoeven we vandaag niet ver te fietsen, en is de weg een stuk beter dan gisteren, al zijn er wel enkele venijnige klimmetjes van rond de 10%. In het hoger gelegen deel van het dal zien we markante structuren in de bergen, met soms in één oogopslag vier verschillende richtingen. In de verte verrijzen besneeuwde toppen, met als meest opvallende piek de steile Rondoy (5.870 m).

We zien naast de kabbelende bergbeek een kleine ommuurde weide waarop een oud vrouwtje haar rug recht. Onderweg komen we ook langs een mijn en mijnwerkersdorp. Daar vraagt een man met een houweel ons om eten, maar we hebben helaas nauwelijks iets bij ons. We fietsen de hele tijd naast de Cordillera Huayhuash. In dit gebied bevinden zich drie zesduizenders en talloze vijfduizenders, vaak met zeer steile, besneeuwde wanden. Het is onder meer bekend van het boek ‘Over de rand’ van Joe Simpson. Hier bevindt zich ook een van de mooiste wandelroutes van het continent. We luieren en kamperen op de uitgestrekte weide van Quartelhuain (4.170 m).

Dag 17: Quartelhain > Hualanca (37 km)

De zon komt pas laat achter de bergen tevoorschijn. Als we gaan fietsen zijn alle wandelaars en ezelmannen al op pad, de bergen in. De weg is vanmorgen gesproeid door een tankwagen, zodat de zwaar beladen trucks van de mijn over de pas kunnen komen. Door de modder worden onze fietsen behoorlijk smerig. Tijdens de klim naar de Cuncush hebben we de hele tijd de markante Rondoy achter ons. Het laatste stuk naar de pashoogte (4.600 m) is best steil (9 tot 11%). Na het eerste, hobbelige deel van de afdaling komen we langs een zeer hoog gelegen mijn. In Hualanca (3.550 m) eten we ons helemaal suf, want we hebben vandaag alleen maar noedels en crackers op.

Dag 18: Hualanca > Carpa (67 km)

We ontbijten in het ijskoude restaurant van ons hotel. Naast ons zitten contractors die waarschijnlijk voor de mijnen hier in de buurt werken. Net als zij eten wij een enorme kom kippensoep met daarin een aardappel, een gekookt ei en veel spaghetti. Het eerste deel van de etappe gaat over asfalt van Hualanca naar Yanashalla. Onderweg is er veel mijnbouwactiviteit te zien. Ze graven de bergen bij beetje af. We zien voor het eerst in de verte een heleboel lama’s op een bergweide.

Op de pashoogte van Yanashalla (4.690 m) slaan we rechtsaf, en rijden verder over een onverharde weg, die een maximale hoogte van 4.880 m bereikt. Daarna blijft de weg lang zo rond de 4.800 m op en neer gaan. De uitzichten zijn werkelijk fenomenaal. We zien toppen van de Cordillera Huayhuash en de Cordillera Blanca, waarbij de Huantsan (6.395 m) er op 40 kilometer afstand fier boven uit steekt. De meer nabijgelegen bergen hebben bijzondere vormen en mooie kleuren. Er zijn ook grappige heldergroene graspollen op een zompige ondergrond. Aan de schaduwkant van de machtige Huarapasca (5.418 m) zien we een bevroren waterval en ijs op de vennetjes. De laatste pas van de dag gaat pal tussen twee vijfduizenders door.

Hierna moeten we nog bijna twintig kilometer afdalen. Met de ondergaande zon recht voor ons is het erg lastig om het ideale spoor te vinden. Net als de zon ondergaat, komen we door een gebied met heel veel puya raimondii. Het is zonde dat we er geen foto meer van kunnen maken. We stoppen bij het bezoekerscentrum Carpa. Dat is al gesloten, maar we kunnen onze tent achter het gebouw opzetten. Dat vergt wel wat aandacht: het gras is vlijmscherp, en bovendien zijn er plantenstoppels die dwars door het grondzeil en luchtbedjes heen kunnen prikken.

Dag 19: Carpa > Chavin (89 km)

We staan vroeg op, eten een koek, negeren de lokale vrouwen met toeristenwaar, en snellen omlaag naar Catac. De omgeving is saai en de grindweg beroerd, en zijn dus opgelucht als we de asfaltweg weer bereiken. Na Catac fietsen we langs een bistro waar twee honden de weg op komen hollen. Rudi gooit een steen naar een van de honden: eigenlijk te ver, maar omdat de hond geschrokken van de gooibeweging terugloopt, krijgt-ie ‘m alsnog tegen zijn kop. Ach gut…

Dan begint de klim. Door de harde tegenwind ontwikkel ik hardnekkige zadelpijn. Het nogal saaie landschap verandert plotsklaps bij Laguna Querococha, dat prachtig aan het begin van een vallei met de bergtoppen van de Yanamarey (5.200 m) ligt. Er is zelfs een uitspanning – best wel apart voor deze streek, waar je het meestal gewoon zelf moet uitzoeken. Het derde deel van de lange klim gaat door een groene vallei, die behalve de weg en een paar koeien en paarden eigenlijk niets te bieden heeft. We zijn dan ook blij als we boven bij de vijfhonderd meter lange Tunnel de Kahuish (4.660 m) arriveren.

Aan de andere kant van de tunnel staat een enorm wit beeld van Cristo de los Andes. De weg omlaag blijkt een gravelweg met heel af en toe een stukje oud asfalt. De auto’s en bussen produceren flinke stofwolken, die op een gegeven moment een deel van de vallei in stof hullen. De honden zijn af en toe lastig, vooral als ze zich in de afdaling over een lastige weg vlak voor je fiets dreigen te storten. In eindstation Chavin (3.170 m) nemen we onze intrek in Hotel Inca aan de Plaza de Armas.

Dag 20: Rustdag Chavin

Vandaag houden we een rustdag in Chavin. In het hotel zitten archeologen uit de VS en Italië, die hier voor de ruïnes komen. In ons hotel is een binnenplaats met een tuin, een papagaai, een ransuil, en iets verderop een moestuin en kippen. Zo doen ze dat vaak in Peru: gewoon zelf eten verbouwen en beesten voor lokale consumptie houden. We slapen uit en wassen onze kleren. We maken ook onze fietsen schoon. Rudi doet dat in het territorium van een aangelijnde ram, die eerst vriendelijk, vervolgens hinderlijk nieuwsgierig, en daarna ronduit agressief doet.

Om de Plaza de Armas staan mooie oude huizen met balkons. We brunchen uitgebreid in het gezellige Café Renato. Verderop in het stadje zien we een enorme busterminal, die in schril contrast staat tot de relatieve armoede van de directe omgeving. Langs de weg staat een stapel kratten met dicht opeen gepakte kippen, onder het afdakje worden ze aan de lopende band geslacht, iets verderop verkopen ze geplukte kippen (en eieren), en daar weer naast bevinden zich de pollarias. Een heel efficiënt proces, en niet zo afgeschermd en klinisch als in Nederland.

Dag 21: Chavin > Huari (38 km)

Vandaag willen we bovenlangs de heuvels over een onverharde route naar Huari fietsen. Maar zodra ik op mijn zadel ga zitten, voel ik een enorme pijnscheut. Blijkbaar is dit het gevolg van de etappe twee dagen eerder, waarbij ik tijdens de lange klim anders ben gaan zitten om de zadelpijn te vermijden. Door de scherpe pijn is de hobbeletappe van vandaag opeens geen optie. Dus kiezen we voor een eenvoudige asfaltweg door de vallei. Deze weg is best wel saai, met als enige highlights de hoge bergen die na San Marcos boven ons uitrijzen en een ons tegemoetkomende fietsende Spanjaard.

In het levendige stadje Huari lanterfanten we de hele middag. Op de stoep voor ons hotel, aan het plein El Parque, schalt muziek uit een grote luidspreker. Op Noord-Koreaansachtige wijze door hun juf aangespoord oefenen kinderen een mars ter ere van de nationale feestdag die over twee dagen gevierd wordt. Het belooft een mooi spektakel te worden. Het valt me trouwens op dat jongeren hier vrij modern –soms zelfs hip– gekleed gaan. Zijn dit kinderen van hoger opgeleide ouders die hier bij de politie, rechtbank of bank werken? Ze steken in elk geval af tegen het oudere ‘bergvolk’ dat hier nog in traditionele kleding rondloopt.

Dag 22: Huari > San Luis (61 km, met de bus)

Vandaag gaan we met de bus naar San Luis. Op de fiets 1.300 meter klimmen over meer dan zestig kilometer onverharde weg is, vanwege de pijn die ik nog steeds voel, niet iets waar ik naar uit zie. Bovendien hebben we gelezen dat wildkamperen op deze route onveilig zou zijn. Een bus nemen is echter niet zo eenvoudig als we denken:

– Op de poster van het busbedrijfje staat een vertrektijd van 13.00 uur. We melden ons een half uur eerder bij het vertrekpunt. Men verwijst ons naar een busje, dus daar wachten we. De snoep- en frisdrankverkopende dames die aan de straat staan lachen ons uit, en gebaren dat we de fietsen alvast op het dak moeten gaan vastmaken.
– Op een gegeven moment meldt de chauffeur zich: we kunnen de boel inderdaad op de bus laden. Dus Rudi klimt op het dak en sjort de fietsen en tassen vast. Nu zijn we klaar om te gaan! De chauffeur mompelt echter iets over later vertrekken en almuerzo (lunch) en verdwijnt.
– Het is inmiddels 14.00 uur. Andere passagiers komen en droppen hun spullen in de bus. Nog weer andere passagiers met een baby komen erbij. Iemand heeft het over 15.00 uur vertrekken. Passagiers melden zich en lopen weer weg. Iemand anders dropt een envelop. Een meisje zet een doos met piepende kippenkuikens in de bus.
– Om 16.00 uur vertrekken we eindelijk… om iets verderop weer twintig minuten te wachten. Vervolgens rijdt de chauffeur kriskras door de stad, en pikt nog een paar dames met allerlei spullen op. Daarna rijden we eindelijk het stadje uit. Maar na nog geen twee kilometer stoppen we een kwartier, totdat zich eindelijk nog iemand aandient.
– Uiteindelijk vertrekken we om 16.30 uur uit Huari. We zitten hutje mutje in het busje, met de chauffeur, vijftien volwassenen, een paar baby’s en een boel dozen en tassen. De twee kippenkluivende dames in lokale kledij hebben veel plezier om ons gringos.
– De weg naar San Luis over de pashoogte (4.300 m) is lang, slecht en qua landschap niet bijster interessant. Huizen langs de weg zijn bruin van al het zand. Het was een juiste keuze om hier niet te gaan fietsen.

We zijn blij als we uiteindelijk om 19.30 uur in San Luis aankomen, een hotel vinden en nog snel ergens een daghap kunnen eten.

Dag 23: San Luis > Chacas (22 km)

Vandaag rijden we een ultrakorte etappe naar Chacas. Na enkele kilometers zijn we eindelijk van het slechte wegdek verlost; vanaf fietsen we alleen nog maar over asfalt! In Chacas (3.380 m) nemen we onze intrek in Hostal Pilar: een oud huis met een mooi oude dak, grote houten balken, een binnenplaats en mooi ingerichte kamers. ‘s Middags bezoeken we het kleine archeologische museum onder de kerk. Daar zien we aan de hand van overzichtskaarten en objecten hoe de Recuay-, Wari- en Incabeschavingen zich tot aan de tijd van de Spaanse veroveringen ontwikkelden.

Dag 24: Chacas > Carhuaz (80 km)

Vandaag staat de beklimming van de Punta Olimpica op het programma. De weg stijgt heel geleidelijk, met een hellingspercentage van zo’n 6%. We zien steeds meer besneeuwde bergen, en na een paar uur fietsen botsen we tegen een enorme bergwand aan met hoge bergen rondom de Contrahierbas (6.036 m). We gaan in een serie haarspeldbochten enkele honderden meters omhoog naar de tunnel (4.740 m). Je hebt hier een prachtig 360 graden uitzicht op vijf- en zesduizenders. Er zijn hier veel vakantiegangers uit Peru: het is de eerste nationale vakantiedag van het seizoen, en mensen trekken er op uit naar de bergen.

Wij gaan niet door de tunnel, maar nemen de oude pasweg, die 200 meter hoger ligt. De tunnel is pas in 2013 geopend, maar de oude pasweg is er al slecht aan toe. Op behoorlijk wat plekken liggen er grote stenen op de weg en moeten we lopen; het zal me niet verbazen als je er over enkele jaren helemaal niet meer met de fiets over kunt. Bovenop de pas (4.890 m) gaan we door een soort ‘poort’ tussen de hoge toppen door. Aan de andere kant worden we getrakteerd op een magnifiek panorama, met recht voor ons de Chopicalqui (6.354 m) en Huascaran (6.768 m), en verder naar het noorden vele andere hoge toppen.

De afdaling is fenomenaal. Vanaf de tunnelhoogte dalen we vijftig kilometer af over een gladde weg. Vlak bij Carhuaz wil ik een foto maken van schapen tegen de achtergrond van de Huascaran, als een lokale vrouw raar grijnzend op me af stapt. “Pagan, pagan!”, roept ze, gevolgd door iets in Quecha. Ze wil mijn handschoenen pakken, grijpt naar mijn fietstas en trekt aan mijn helm. Ik snap het niet: dat ik niet zomaar mensen op de foto kan zetten kan ik nog volgen, maar moet ik echt betalen voor een foto met schapen?! Zucht… Nog wat verbouwereerd vinden we een hotelkamer in het gezelligste straatje van Carhuaz.

Dag 25: Carhuaz > Huaraz (34 km)

Vandaag fietsen we de laatste korte etappe naar Huaraz. Het drukke verkeer verraadt dat de Peruanen vakantie hebben en er massaal op uit trekken. Het maakt het fietsen er niet leuker op, maar gelukkig hoeven we niet ver te trappen. In Huaraz aangekomen blijken veel hotels helemaal vol te zitten. Uiteindelijk vinden we een prachtige stek in Hotel Jacal, vlak bij het centrum. De fietsvakantie zit erop!

Na afloop: Wandelen (Refugio Ishinca) > Busreis > Vliegreis

We hebben enkele dagen over voordat we terugvliegen. We besluiten te gaan wandelen naar Refugio Ishinca en daar een paar dagen te blijven. We hebben rugzakken geregeld, en wat proviand gehaald. We nemen een collectivo over de grote weg van Huaraz naar Paltay. Bij dat dorp komt gelijk een taxi aangereden die ons over een onverharde weg 500 meter hoger naar het begin van de wandelroute brengt.

Het wandelpad is goed aangelegd, en gaat langs een beek meer dan 1.000 meter omhoog.