Dit is het verslag van onze fietstocht op Corsica in april 2012. De tocht voert langs de ruige westkust, over hooggelegen wegen en door diepe kloven. Vroeg in het seizoen zijn de besneeuwde toppen van de centrale bergketen steeds in zicht. Rudi en ik fietsen in een week ongeveer 650 kilometer en klimmen daarbij 11.600 meter.
Dag 1: Ajaccio > Porto (90 km)
Vanaf de camping in Ajaccio volgen we de brede en niet al te lastige D61 en later de D81 naar het noorden. Boven op de Bocca San Bastiano (400 m) zien we voor het eerst de besneeuwde toppen van de centrale bergketen die het eiland van noordwest naar zuidoost doorsnijdt. We slaan linksaf en bereiken via een smal weggetje de kust bij Pevani, waar de zee tegen de rotsen aan beukt. Bij Ancone lunchen we aan het zandstrand, waarop badgasten liggen te zonnebaden.
Tussen Sagone en Cargèse ligt heel mooi de Golfe de Sagone. We klimmen 500 meter door ongerepte heuvels naar de Bocca di San Martino waar we van een prachtig uitzicht naar het westen toe genieten. Piana is bijzonder mooi boven op een heuvel gelegen. De Golfe de Porto, besneeuwde bergen en niet te vergeten de steil uit de zee oprijzende rotsformaties genaamd Calanches: dit alles in één beeld en verlicht door de avondzon. In Porto vinden we een fijn plekje op de nagenoeg verlaten dorpscamping.
Dag 2: Porto > Calvi (83 km)
We vervolgen onze route noordwaarts over de D81. De weg is supermooi aangelegd: we klimmen met een constant percentage langs de kust, met af en toe diepe afgronden aan onze linkerzijde. We hebben lange tijd mooi uitzicht op de Golfe de Girolata met daarachter Scandola, een schiereiland dat steil uit de zee oprijst. Je kunt daar alleen te voet of met de boot komen. Bij de Col de Parmarella nemen we afscheid van dit mooie gebied en dalen we 400 meter af.
Vlak voor Galéria pakken we de D81 bis, een weg die tot de Bocca Bassa bar slecht is. Het landschap is nu een tijd lang wat saai. Dat verandert bij de Baie Nichiareto: tot aan Calvi zijn er weer mooie bergen en woeste kusten, mooi gelegen in de avondzon. In Calvi fietsen we eerst de citadel op, vanaf waar we op de besneeuwde toppen in het zuidoosten kunnen uitkijken. Na een snack strijken we neer op een stadscamping waar de aanwakkerende wind vrij spel heeft.
Dag 3: Calvi > St. Florent (108 km)
Na een paar kilometer over de drukke N197 gaan we verder op de D451. Deze weg gaat lange tijd vals plat omhoog richting de voet van heuvels, en eenmaal daar aangekomen ineens via enkele steile (10-15%) haarspeldbochten naar het strategisch gelegen Montemaggiore. Het uitzicht vanaf de D71 op Calvi, de dorpjes boven op de heuvels en de helderblauwe zee op de achtergrond is groots.
De weg blijft vanaf Cateri lang op ongeveer gelijke hoogte en voert door en langs kleine dorpjes die tegen de bergen lijken aangeplakt. Via de smalle D663 bereiken we Speloncato. Vanuit het dorp voert de D63 steil (8-13% met uitschieters richting de 20%) omhoog naar de Groce d’Olu (1.100 m). Het levert spectaculaire vergezichten op, van de vuurtoren achter Calvi helemaal tot aan de punt van Cap Corse.
Boven op de col bestellen we cola bij een restaurant. Ik vraag aan de gastheer of de track naar het noordoosten, die op onze kaart met ‘onderbroken streep’ staat aangegeven, te doen is, en hij antwoordt “Tout neuf!” Het blijkt in werkelijkheid een slechte jeep track, maar is met zijn 360 graden uitzicht wel de kers op de taart. Na 400 meter omlaag te zijn gestuiterd, gaan we een stukje over de D963 om vervolgens over de N197 verder naar het oosten af te dalen.
Na vijf kilometer over de N197 slaan we linksaf en bereiken Novella via een weg langs een spoorlijn. Wat volgt is een grandioze afdaling over een smalle, slingerende en recent geasfalteerde chemin communal naar het noorden, dwars door een groen en volstrekt verlaten gebied. We steken de N1197 over en bereiken in de schemering via de mooie Désert des Agriates het havenstadje St. Florent.
Dag 4: St. Florent > Francardo (72 km)
Midden in de nacht gaat het vanuit het westen erg hard waaien. Niet continu, maar met vlagen. Je hoort dan eerst een opwellend geluid, waarna harde rukwinden de nieuwe tent op de proef stellen. ’s Ochtends gaat de wind zelfs nog harder beuken en de bergen op de Cap Corse zijn gehuld in een onheilspellende lucht. Dat belooft niet veel goeds. We wilden eigenlijk een tour du Cap Corse doen, maar kiezen eieren voor ons geld en vertrekken naar het zuiden.
Via de piepkleine D238 gaan we naar Oletta. Hier uit de kust verbetert het weer zienderogen. We klimmen gestaag verder over de D38 naar de Col de Bigorno (885 m). Deze weg kent, zoals de meeste bergwegen op Corsica, een matig stijgingspercentage van 4 à 5%. Vóór ons ligt het kleine Lento te baden in het zonlicht. We komen er via enkele scherpe bochten tegen de steile hellingen. Het is hier erg mooi.
Dan pakken we de D105, die via Canavaggia naar Ponte Leccia loopt. Dit is een prachtige, hooggelegen weg, met continu uitzicht op de besneeuwde toppen van het centrale massief. Na een kilometer of twaalf dalen we af over een fraai aangelegde serie haarspeldbochten. Na een tijdje over de brede N193 zuidwaarts te hebben gereden, houden we het bij de natuurcamping van Francardo voor gezien.
Dag 5: Francardo > Corte (100 km)
Vanaf Francardo is het slechts drie kwartier fietsen naar Corte. Maar wij nemen vandaag een omweg. Nu we toch hier zijn, willen we namelijk de Col de Vergio meepakken, de hoogste doorgaande pas van het eiland. Na een paar kilometer begint de Scala di Santa Regina, een steeds nauwer wordende kloof met aan weerszijden ruige bergen, met in het midden de bergbeek Le Gelo.
Bij het stuwmeer aangekomen zitten we op een bankje voor het supermarktje te lunchen als opeens drie koeien over de straat en tussen de auto’s door lopen. Op Corsica zijn loslopende koeien en wilde zwijnen op de weg heel normaal. Wat betreft de pas die hierna volgt: Rudi is er enthousiast over, maar mij kan deze niet echt bekoren. Niet de twintig kilometer vals plat naar de pashoogte, en ook niet de brede weg vanaf het ieniemienie skioord.
Vanaf de Col de Vergio (1.477 m) gaan we dus snel terug langs de barrage en door de Regina-kloof, en slaan bij Ponte Costirla rechtsaf naar Corte. Na 300 meter klimmen hebben we een magnifiek uitzicht op de achter Corte oprijzende bergen. De avondzon werpt een bijzonder licht op de weiden en boomgaarden. Corte zelf is een leuke oude studentenstad met een burcht boven op een rotspiek. Na enig zoeken en klimmen vinden we een mooie camping ten noordwesten van de stad.
Dag 6: Corte > Tattone (60 km)
Op het ochtendprogramma staat de ‘sterattractie’ Valle de Restonica. Dit blijkt een prachtige weg: gevarieerd, met veel bochten, door bossen, en met steile bergen om ons heen en besneeuwde toppen in de verte. Het eerste deel tot aan de brug kent een matig stijgingspercentage (5 à 10%), terwijl het tweede deel smaller en veel steiler (9 à 15%) is.
Vanaf het eindpunt (1.382 m) fietsen we terug naar Corte en om daarna verder zuidwaarts te gaan. Helaas moeten we hele stukken over de brede en drukke N193, al kunnen we bij Botro en Santo-Pietro-di-Venaco stukjes afsnijden (en daardoor flink wat hoogtemeters bijschrijven). Na een lange afdaling naar Pont du Vecchio volgt een klim naar Vivario waar automobilisten erg hard rijden. We mogen niet op Camping du Soleil bij Tattone staan, omdat deze pas een paar dagen later open gaat. We zoeken ons heil daarom een stukje verderop, op een verlaten camping naast de spoorlijn.
Dag 7: Tattone > Capitoro (117 km)
Vanaf de verlaten camping fietsen we gelijk 15 à 20% naar de N193, en vanaf daar door naar de Col de Sorba (1.250 m). Deze weg is best aardig aangelegd met de haarspeldbochten in het bovenste deel, alleen is het jammer dat puinbrekers de volledige pasweg een paar meter breder maken. Terwijl Rudi vandaag intervaltraining verricht sukkel ik voort. Eigenlijk heb ik altijd wel wat te klagen: is het geen zadelpijn of kramp, dan heb ik wel jeuk in mijn ogen. En vandaag is het de hitte.
In Ghisoni is geen winkel te bekennen, dus we eten een sandwich bij een of andere bar. De eigenaar vraagt waar we vandaan komen. Bij het horen van “Nederland” roept hij gelijk “Johnny Rep, captain de FC Bastia!” Ik ken Johnny Rep niet, en heb niets met voetbal… Hierna volgt de Col de Verde (1.289 m). Deze is een stuk saaier aangelegd dan de vorige en ook valt er weinig van de omgeving te genieten. We dalen dan ook snel af naar Cozzaro, waar we de D757 naar Grosseto pakken. Dit is best een aardige weg, behalve het laatste, brede stuk naar de Col de Granace (865 m).
In de beoogde finishplaats Grossetto blijkt er geen camping te zijn, en het is al 18.50 uur. We besluiten daarom nog 35 kilometer verder te fietsen naar een camping aan de kust. We gaan via Albitreccia naar de Bosca d’Aja di Bastiano. Vooral de laatste zeven kilometer van de D55 zijn supermooi. Daarna slaan we rechtsaf en rijden we over D302 verder richting Ajaccio. Dit is de ultieme afdaling: continu 5% en veel bochten. Vlak bij ons eindpunt hebben we net voor zonsondergang een prachtig uitzicht op de Golfe d’Ajaccio.
Dag 8: Capitoro > Ajaccio (25 km)
Op deze laatste dag is het zweten geblazen. Het is 32 °C in de schaduw en het is volkomen windstil. We hadden eigenlijk nog een flinke rondrit willen maken, maar de puf ontbreekt. We maken er daarom een rustdag van, en lezen en drinken een hoop. Halverwege de middag gaan we via een kleine omweg door een verder oninteressante omgeving naar de camping in Ajaccio. Het is tijd om terug te vliegen.
Statistieken
– Dag 1: Ajaccio > Porto (90 km; 1.544 hoogtemeters)
– Dag 2: Porto > Calvi (83 km; 1.050 hm)
– Dag 3: Calvi > St. Florent (108 km; 2.022 hm)
– Dag 4: St. Florent > Francardo (72 km; 1.311 hm)
– Dag 5: Francardo > Corte (100km; 1.643 hm)
– Dag 6: Corte > Tattone (60 km; 1.784 hm)
– Dag 7: Tattone > Capitoro (117 km; 1.924 hm)
– Dag 8: Capitoro > Ajaccio (25 km; 350 hm)